A5A0C56B5243F86D4E229DD720350EA2 9ad20deef62a4765b51ec572bdd5abdd

28 juli 2022

Eka pada viparita dandasana II

Eka pada viparita dandasana II vereist een zeer lenige rug en is alleen geschikt voor gevorderde studenten in hatha-yoga. Deze asana is een voortzetting van eka pada viparita dandasana I en kan er niet los van worden gezien. Zoals alle omgekeerde houdingen is ook deze asana rustgevend, vergroot het uithoudingsvermogen en waarborgt fysieke en mentale balans. De yogahandboeken vermelden dat de houding ook geschikt is tegen botontkalking (osteoporose) en de schildklierfunctie corrigeert. De basishouding van eka pada viparita dandasana II is de 'brughouding', ofwel urdhva dhanurasana I en II (chakrasana). De 'brughouding' zorgt voor voldoende basis om eka pada viparita dandasana II probleemloos te beoefenen.

Inhoud

* Achtergrond van eka pada viparita dandasana II
    * Voorbereiding
    * Chakra's
* Technische aspecten
* Let op het volgende
    * Stap voor stap
* Voordelen van eka pada viparita dandasana II
* Therapeutische toepassingen

Achtergrond van eka pada viparita dandasana II

Eka is een Sanskriet-woord en betekent ‘een’. Pada wil zeggen ‘been’ of ‘voet’. Viparita staat voor ‘omgekeerd’. Danda is een ander woord voor ‘stok’ of 'staf'. Asana betekent ‘(zit)houding’. In eka pada viparita dandasana II, ofwel de 'omgekeerde eenbenige stokhouding', maakt u een omgekeerde boog en steekt u een been in de lucht. Met beide handen houdt u het staande been bij de enkel of voet vast. Het is geen klassieke houding uit de hatha-yoga maar kan als een variant worden gezien van urdhva dhanurasana I en II (brughouding), dwi pada viparita dandasana en natuurlijk eka pada viparita dandasana I.

Voorbereiding

Achterwaarts buigen is geen vertrouwde, natuurlijke beweging en mede om die reden blessuregevoelig. Belangrijk is een adequate voorbereiding met behulp van de yogahoudingen voor beginners en gevorderden. Eka pada viparita dandasana II is een houding voor gevorderde studenten in de hatha- yoga.

Chakra's

In kundalini-yoga is de rug belangrijk voor de spirituele groei, in verband met de chakra's. Vandaar dat er in yoga zoveel nadruk wordt gelegd op een lenige rug. Volgens de yogafilosofie waarborgt een anatomisch optimaal gevormde rug de correcte opening van de pranakanalen (sushummaida en pingala). In puur fysiek opzicht zorgen de achterwaartse bewegingen ervoor dat u een zeer recht postuur houdt en niet zogezegd in de schouders gaat hangen. Eka pada viparita dandasana I en II waarborgen een sterke, soepele rug. Dit biedt veel mentale voordelen, zoals vitaliteit en opgewektheid. Een rechte, sterke rug voorkomt vermoeidheid, ongemak en lage rugpijn.

Technische aspecten

Zorg voordat u aan eka pada viparita dandasana II begint dat u eerst urdhva dhanurasana I en II (chakrasana ofwel brughouding) en dwi pada vipartita dandasana (achterwaartse tweebenige stokhouding) beheerst, naast alle houdingen voor beginners die ervoor zorgen dat u moeiteloos de geavanceerde asana's aankunt. De houding aannemen vanuit dwi pada viparita dandasana is de gemakkelijkste methode. 
  1. Eka pada viparita
    dandasana II
    Ga eerst in savasana (lijkhouding). Houd de voeten bij elkaar, de armen aan weerszijden van de heupen.
  2. Adem uit en breng de armen achter het hoofd. Buig nu de ellebogen en plaats de handen onder of zo dicht mogelijk bij de schouders, de vingers wijzen naar de voeten.
  3. Trek de knieën op. Plaats de onderbenen tegen de bovenbenen. De voetzolen houdt u plat op de vloer.
  4. Adem uit en breng de heupen omhoog. De kruin van uw hoofd rust op de vloer, de benen in een hoek van 45 graden met de vloer. De handen, voeten en kruin dragen het lichaamsgewicht.
  5. Plaats de linkerhand achter uw hoofd, daarna de rechterhand. Laat de onderarmen zakken en verstrengel de vingers. Het lichaamsgewicht steunt nu ook op de onderarmen en ellebogen (schouderbreedte, bovenarmen verticaal houden).
  6. Probeer de heupen zo hoog mogelijk te krijgen.U bevindt zich nu in dwi pada viparita dandasana.
  7. Ontspan, adem rustig door in de volledige yoga-ademhaling.
  8. Zorg er in de 'achterwaartse tweebenige stokhouding' voor dat het bovenlichaam verticaal boven de vloer staat, de benen in een hoek van 45 graden, voetzolen op de vloer.
  9. Beweeg nu beide voeten naar het hoofd, maak loopbewegingen.
  10. Plaats de handen op de vloer, vingers niet meer verstrengeld, handpalmen plat op de ondergrond.
  11. Adem uit en til het hoofd op, de bovenarmen loodrecht boven de vloer.
  12. Leg het hoofd zo ver mogelijk in de nek. Breng de rechtervoet dichter bij de handen.
  13. Pak nu met beide handen de enkel van het rechterbeen vast. Zorg ervoor dat de hele voet op de vloer geplaatst is. Gevorderde yogi's kunnen de voet op de tenen laten rusten, waarbij de handen de tenen omklemmen.
  14. Steek een been loodrecht in de lucht, waarbij ook de tenen recht omhoog steken.
  15. U bent nu in eka pada viparita dandasana II. Adem rustig door, indien mogelijk in de volledige yoga-ademhaling. Herhaal deze oefening met het andere been.
  16. Kom in omgekeerde volgorde terug in savasana II (lijkhouding) en ontspan grondig.

Let op het volgende

Eka pada viparita dandasana I en II zijn houdingen voor gevorderde yogi's. U zult voordat u aan deze asana begint eerst de cursus voor beginners en daarna voor een deel de geavanceerde yogahoudingen dienen te beheersen. Dan pas bent u toe aan de zeer moeilijke achterwaarts buigende asana's. Oefen eventueel onder begeleiding van een yogaleraar of een partner die uw bewegingen stuurt voor als het mis dreigt te gaan. Voorkom aldus blessures. Mijd eka pada viparita dandasana II tijdens de zwangerschap, bij rugproblemen (niet als gevolg van vermoeidheid), maar ook bij hartaandoeningen en als u aan hoge bloeddruk lijdt.

Stap voor stap

Zorg er in de voltooide eka pada viparita dandasana II voor dat het bovenlichaam loodrecht op de vloer staat. Laat dat in elk geval uw streven zijn. Leg het hoofd zo ver mogelijk in de nek en probeer naar de voet van het staande been te kijken. De houding vereist zeer lenige schoudergewrichten. Plaats de onderarmen op schouderbreedte in lijn met het bovenlichaam. In de klassieke eka pada viparita dandasana II omvat u met uw handen de enkel van het staande been. Zorg ervoor dat het andere been loodrecht boven het lichaam staat. Goede voorbereidende oefeningen zijn surya namaskar (zonnegroet), bhujangasana (cobrahouding), dhanurasana (booghouding), urdhva dhanurasana I en II (chakrasana of brughouding) en eka pada viparita dandasana I. Werk stap voor stap naar de voltooide eka pada viparita dandasana II toe.

Voordelen van eka pada viparita dandasana II

Het spreekt vanzelf dat in combinatie met de voorwaarts buigende houdingen en zijwaartse en achterwaartse asana's de rug zo lenig wordt als van een kat. In kundalini-yoga is dat belangrijk voor een optimale doorstroming van prana naar de chakra's. Bovendien zorgt een sterke, lenige rug ervoor dat u tijdens lange meditatiesessies geen last zult hebben van uw rug. Eka pada viparita dandasana II verruimt de borstkas, vergroot de longcapaciteit en zorgt voor soepele gewrichten, van de enkels tot de heupen, schouders, ellebogen, nek en polsen. Bij deze variant van eka pada viparita dandasana I is de rug nog meer gekromd en zijn de effecten navenant groter.

Therapeutische toepassingen

Deze yogahouding heeft net als urdhva dhanurasana I en II en dwi pada viparita dandasana een positieve uitwerking op met name de hartchakra (anahata-chakra) en de keelchakra (vishudda-chakra) voor meer vitaliteit. Eka pada viparita dandasana II wordt als ondersteunende therapie gebruikt bij onder andere de volgende aandoeningen.

  • Spijsverteringsklachten
  • Obstipatie
  • Stress
  • Osteoporose (botontkalking)
  • Cardiovasculaire zwakte
  • Onstabiele schildklierfunctie
  • Verminderde longcapaciteit
  • Emotionele onbalans
  • Gebrekkig concentratievermogen
  • Gebrek aan energie
  • Verkeerde lichaamshouding
  • Gebrek aan uithoudingsvermogen

Lees verder
Bhujangasana - kort samengevat
Eka pada viparita dandasana I - kort samengevat
Hatha-yoga - een korte uitleg
Stoeloefening
Utthita stiti bhujangasana (staande cobrahouding)


Bronvermelding
'Yoga und Medizin', Jurg Wunderlich, Fink Verlag, Stuttgart
'Light on Yoga', B.K.S. Iyengar, George Allen & Unwin, Londen
'Yoga', Sophy Hoare. Macdonald Educational, Inc.

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: Eka pada bipartia dandasana II;  Mr. Yoga, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons
. Mr. Yoga, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons

18 juli 2022

De gloed van de glimworm (Lampyris noctiluca)

De grote glimworm (Lampyris noctiluca), ook gewone glimworm genoemd, is een insect dat men ’s avonds laat tussen het groen kan zien flonkeren in de duisternis. Deze keversoort (en dus geen worm) uit de familie van de glimwormen beschikt, zo klein als hij is, over een ingenieuze lichtbron. Het vrouwtje gebruikt dat schijnsel om in de paartijd mannetjes aan te trekken. Het geelgroene licht ontstaat in de doorzichtige onderzijde van de buiksegmenten. Voor de mannetjes is de gloed tot op 50 meter afstand zichtbaar. Wie de glimwormen wil zien flonkeren, zal in de avonden van juni en juli de meeste kans hebben.

Inhoud

* Taxonomie
* Leefwijze van de grote glimworm (Lampyris noctiluca)
* De grote glimworm geeft licht
    * Rendement
* Uiterlijke kenmerken
    * Vrouwtje
    * Mannetje
    * Larve
* Voeding
* Kunstlicht
* Voortplanting van de grote glimworm (Lampyris noctiluca)
    * Eitjes
* Biotoop
* Verspreiding
* Belangrijke kenmerken van de grote glimworm (Lampyris noctiluca)

Taxonomie

In Nederland en België komen drie soorten glimwormen voor: de grote ofwel gewone glimworm (Lampyris noctiluca), de kleine glimworm (Lamprohiza splendidula), ook wel vuurvliegje genoemd, en de kortschildglimworm (Phosphaenus hemipterus). Hun biotoop wordt voornamelijk gevormd door dicht struikgewas, bossen en bosranden. Kalkrijke grond heeft hun voorkeur. De grote glimworm (Lampyris noctiluca) behoort tot de stam van de Arthropoda (geleedpotigen), de klasse van de Insecta (insecten), de orde van de Coleoptera (kevers) de familie van de Lampyridae (glimwormen), het geslacht Lampyris en de soort Lampyris noctiluca.

Leefwijze van de grote glimworm (Lampyris noctiluca)

Lampyris noctiluca (vrouwtje)
De grote glimworm is bijna zijn hele leven (2-3 jaar) een zeer roofzuchtige larve. De made in de vorm van een harmonica eet voornamelijk slakken en andere larvensoorten om voldoende energie op te slaan voor in de periode dat de geslachtsrijpe glimworm nog een korte, maar ‘hevige’ tijd leeft waarin hij weinig tot niets eet. Eenmaal volwassen laat de paartijd niet lang op zich wachten. Vlak daarna sterft de glimworm.

De grote glimworm geeft licht

In de juni- en juli-avonden kan men de flonkerende gloed van de grote glimwormen regelmatig zien. Het lichtschijnsel dat ze opwekken wordt bioluminescentie genoemd. Het is een helder, geelgroen licht aan de onderzijde van de buiksegmenten van het vrouwtje. Dit schijnsel ontstaat door een chemische reactie, ofwel door oxidatie van de stof luciferine in de onderste en achterste drie buiksegmenten. De gloed vormt zich door een combinatie van zuurstof, water, de stof luciferine en het enzym luciferase.

Rendement

Bepaalde kristallen achter luciferine weerspiegelen als een reflector het licht naar buiten toe. Het rendement is enorm. Bijna 98 procent wordt omgezet in licht. Er komt dus maar heel weinig warmte vrij. De gloed verdwijnt zodra de glimworm de zuurstoftoevoer stopt. In de paartijd steken de vrouwtjes hun lichtende achterlijf omhoog en zijn ze goed zichtbaar voor de mannetjes. Dat lukt ongeveer tien avonden lang, doorgaans in de late avond. Na ongeveer 2 uur trekken de glimwormen zich terug in hun schuilplaats. Voor de mannetjes is het licht tientallen meters ver zichtbaar. 

Uiterlijke kenmerken

Bij veel soorten glimwormen hebben alleen de volwassen mannetjes dekschilden en vleugels. Dat geldt ook voor de grote glimworm. Hun aparte ontwikkeling wordt diformisme genoemd. Het larvenstadium en de verpopping zijn bij beide seksen hetzelfde.

Vrouwtje

Lampyris noctiluca (mannetje)
Het vrouwtje heeft geen dekschild of vleugels. De pootjes en kop van zowel het mannetje als het vrouwtje zijn echter identiek. De lichtorganen (bioluminescentie) bevinden zich in het uiteinde van het achterlijf; het onderste gedeelte van de laatste drie buiksegmenten. Het vrouwtje kan slecht zien en is de larvevorm praktisch niet kwijtgeraakt.

Mannetje

Het mannetje van de grote glimworm heeft een dekschild en vleugels. Het zichtvermogen is uitstekend: acht keer beter dan van het vrouwtje. De ogen zijn relatief groot en naar beneden gericht. Het mannetje wordt ongeveer 1 cm, het vrouwtje is ongeveer tweemaal zo groot.

Larve

De kaken van de roofzuchtige en harmonicavormige larven zijn groot en sterk. Ook de larven hebben lichtorganen. De levensloop is 2 tot 3 jaar. Ze zijn vooral ’s nachts actief, als het vochtig is en ze met name op zoek zijn naar slakken.

Voeding

De larven van de grote glimworm (Lampyris noctiluca) zijn vraatzuchtig. Hun voedsel bestaat voor het grootste deel uit slakken, waarvan ze het slijmspoor volgen tot ze bij de slak arriveren. Ze spuiten een gif in waarna gedeelten van de slak verteren tot een bruine vloeistof dat de larve oplikt en opzuigt via kaakkanaaltjes. Het gif spuit de larve in met behulp van twee sterk gebogen, krachtige kaken. Vaak zijn meer larven bezig een slak levend op te eten. De larve heeft bovendien geduld en wacht net zo lang tot de slak uit zijn huisje komt. Als voedsel moeilijk te vinden is, houdt de larve een winterslaap en wordt pas de volgende lente wakker. Volwassen glimwormen eten niets en gebruiken de opgeslagen energie uit de larvefase. Ze zijn uitsluitend gericht op paren, waarna ze sterven.

Kunstlicht

In de paringsperiode gaan de mannetjes op zoek naar een vrouwtje. Kunstlicht en bioluminescentie van de glimworm vormen een slechte combinatie. Mogelijk dat de glimwormen om die reden niet of weinig voorkomen nabij de bewoonde wereld. Sommige mannetjes geven licht als ze door de lucht zwermen.

Voortplanting van de grote glimworm (Lampyris noctiluca)

Lampyris noctiluca (larve)
Een volwassen glimworm leeft slechts enkele dagen. In die periode wordt er gepaard en eitjes afgezet. De heftige drang zorgt ervoor dat ze niets meer eten en genoeg hebben aan de opgeslagen energie. Het mannetje lokaliseert het vrouwtje, waarna hij rechtstreeks op haar rug landt.

Eitjes

Het vrouwtje legt de eitjes apart of paarsgewijs. Binnen drie dagen zijn dat er 50 tot 100. Na pakweg een maand komen de eitjes uit, wat afhangt van het weer, waarna de larven vier tot vijf keer in hun leven vervellen.

Biotoop

De gote glimworm houdt zich graag op in bossen, aan bosranden en in dicht struikgewas. Een kalkhoudende bodem is ideaal. Ze zijn echter ook te vinden in bermen, heggen en op heidevelden, ver van het kunstlicht. De larven vindt men vooral op beschutte plaatsen, onder gevallen boomstammen en onder takken, bladeren, keien en rotspartijen.

Verspreiding

De grote glimworm (Lampyris noctiluca) komt in heel Europa voor, tot in het zuiden van Spanje en westelijk in Groot-Brittannië. Ook in Azië tot in China zijn ze gespot, bijna tot aan de noordpoolcirkel, waarmee de grote glimworm een soort is die zich het meest noordelijk heeft verspreid.

Belangrijke kenmerken van de grote glimworm (Lampyris noctiluca)

  • Lengte: Vrouwtje tot 20 mm, mannetje tot 13mm.
  • Vorm: De larven zijn harmonicavormig, lang en geleed. Dat geldt ook voor de vrouwtjes. Alleen de mannetjes hebben een dekschild en vleugels. 
  • Kaken: De larven hebben krachtige kaken.
  • Gedrag: Groepsvorming.
  • Voedsel: De volwassen glimworm eet niets. De larven eten slakken en andere larvensoorten.
  • Voortplanting: Eitjes: ca 1 mm, vaak paarsgewijs afgezet, ca. 50-100 en vaalgeel van kleur. Tussen 2 en 4 weken komen de eitjes uit. De larven kunnen na enkele vervellingen 3 jaar worden voordat ze volwassen zijn.
  • Verwante soorten: Er zijn ca. 2000 soorten glimwormen bekend. In Europa zijn dat de grote glimworm (Lampyris noctiluca), de kleine glimworm (Lamprohiza splendidula) en de kortschildglimworm (Phosphaenus hemipterus).

Lees verder
Bladluizen en zwarte wegmieren hebben elkaar nodig
De bekoorlijke watersnuffel (Enallagma cyathigerum)
De mysterieuze bidsprinkhaan
Karakteristieke kenmerken van insecten
Boktorren hebben een slecht imago



Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: Grote glimworm (Lampyris noctiluca); Nevit Dilmen, CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons
. AfroBrazilian, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons
. Hectonichus, CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons
. © Hans Hillewaert

08 juli 2022

Röntgenfoto - werking, toepassing, risico’s en werkwijze

Van alle medische beeldvormende techieken is de röntgenfoto het meest bekend. Dat is ook niet verwonderlijk, want de ontdekking van de röntgenstralen door de Duitse natuurkundige Wilhelm Conrad Röntgen dateert al van 1895. Beelden die gemaakt worden met röntgenstraling zijn met name geschikt voor het onderzoeken van botweefsel en bepaalde zachte weefselstructuren, zoals de borsten (mammografie). Röntgen, vroeger ook wel x-stralen genoemd, is elektromagnetische straling.

Inhoud

* Röntgenstraling - wat is dat?
    * Donkere afdruk
    * Nadeel
* Toepassing van de röntgenfoto
* Risico's
* Werkwijze

Röntgenstraling - wat is dat?

Wilhelm Conrad Röntgen
(1845 - 1923) 
Wilhelm Conrad Röntgen (1845 - 1923) was een Duitse natuurkundige. Onder andere voor zijn ontdekking van de röntgenstraling ontving hij in 1901 de Nobelprijs voor Natuurkunde. Hij kon toen nog niet weten welke hoge vlucht zijn techniek zou nemen in de medische diagnostiek. Röntgenstraling kan men vergelijken met lichtgolven, die zich in het elektromagnetische spectrum tussen ultraviolet licht en gammastraling bevinden. Dankzij de hoge energetische waarde dringt deze straling door lichaamsweefsels heen, wat sterk afhangt van de dichtheid van het te onderzoeken weefsel. Röntgenstraling gaat bijvoorbeeld minder gemakkelijk door bot heen dan door zacht weefsel.

Donkere afdruk

Iedereen heeft wel eens een röntgenfoto gezien. De aanblik doet denken aan een fotonegatief. Karakteristiek is de wisselend donkere tot lichte afdruk binnen de lichaamscontouren. Dat heeft te maken met het feit dat als een bundel röntgenstralen door een lichaamsdeel gaat de gedeelten die de straling doorlaten, zoals lucht, zwart aftekenen op de digitale detector. Bij de grijstinten betreft het huid, spieren en vet, ofwel zacht weefsel. Hoe lichter de afdruk, hoe dichter het weefsel. zoals bot dat dan ook een witte afdruk achterlaat.

Nadeel

Met röntgenstraling zijn de beelden tweedimensionaal. Dat kan een nadeel zijn. Dat is ook de reden waarom de arts vaak besluit meer röntgenfoto’s te maken, maar dan vanuit verschillende hoeken en perspectieven.

Toepassing van de röntgenfoto

Röntgenfoto van hand
Botbreuken zijn voor de arts ideaal om te bekijken met behulp van een röntgenfoto. Ook bij veel andere aandoeningen of verdenkingen ervan kan de huisarts of specialist besluiten om een röntgenfoto te laten maken. Een tumor in een long zal een grijstint opleveren op een plaats waar zich anatomisch gezien lucht (donker tot zwart) hoort te bevinden. De röntgenfoto is dus een belangrijk diagnostisch hulpmiddel. Thoraxfoto’s worden ook gebruikt om te bepalen of het hart vergroot is. Door onder andere de röntgenstralingsdosis te verlagen, komen zachtere weefsels, zoals de borsten (mammografie), gedetailleerd in beeld. Zelfs osteoporose van het botweefsel, ofwel botontkalking, is hiermee mede te diagnosticeren. Het maken van röntgenfoto’s is in veel opzichten verdrongen door de CT-scan en echografie, afhankelijk van het onderzoek.

Risico’s

Als zodanig kent röntgenstraling risico’s, zoals het ontstaan van kanker en beschadiging van het DNA. Deze risico's zijn uiteraard groter naarmate er vaker röntgenfoto’s worden gemaakt, of hoe hoger de stralingsdosis is. Ook mag men stellen dat hoe jonger de patiënt is, hoe groter de risico’s zijn. Incidenteel een röntgenfoto laten maken levert echter nauwelijks tot geen gevaren op. Daarnaast zijn de röntgentechnieken door de jaren heen zodanig ontwikkeld en verbeterd dat met een minimale stralingsdosis het diagnostisch effect zeer groot is. Bij zwangerschap kan röntgenstraling afwijkingen veroorzaken bij de foetus. Het is regel om bij overzichtsfoto’s de voortplantingsorganen af te dekken met een loden schort, zoals ook de laboranten die dragen en achter een scherm de röntgenapparatuur bedienen.

Werkwijze

Bij het maken van een röntgenfoto ligt u op een tafel of u staat tegen een wand, tussen een venster waaronder de opnamecassette is geschoven, en de stralingsbron. Ook kan een röntgenfoto zittend worden genomen. De stralingsduur betreft een fractie van een seconde. Belangrijk is dat u roerloos ligt, staat of zit. Bij een mammografie, waarbij de borst tussen twee platen wordt gedrukt, zijn inmiddels nieuwe methoden ontwikkeld waardoor het maken van deze röntgenfoto’s beduidend minder pijnlijk is.

Lees verder
Afspraak voor MRI-scan - patiëntenwijzer
Röntgencontrastfoto - werking, toepassingen, risico's en werkwijze
CT-scan - werking, toepassing, risico's en werkwijze
Afspraak voor röntgenonderzoek - patiëntenwijzer
Scintigrafie (isotopenscan) - werking, toepassingen en risico's


Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: Thoraxfoto; Antoniusziekenhuis Nieuwegein, Public domain, via Wikimedia Commons
. Nicola Perscheid, Public domain, via Wikimedia Commons
. Photojack50, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons