A5A0C56B5243F86D4E229DD720350EA2 9ad20deef62a4765b51ec572bdd5abdd

17 juli 2024

Het vogelbekdier - een eierleggend zoogdier

Het vogelbekdier is zo groot als een konijn en legt eieren. Dat is op zich merkwaardig omdat het een zoogdier betreft, dat in principe levendbarend is. De Engelse naam voor dit dier is duckbill. De vorm van de neus lijkt dan ook precies op een eendensnavel. Het vogelbekdier komt alleen in Australië en op Tasmanië voor en leeft in traag stromende rivieren, waar hij ook zijn voedsel zoekt. Zijn hol is te vinden in de oevers. Het legsel bestaat uit een tot drie witte eieren - zo groot als een knikker - die in een aparte kamer van het oeverhol worden bebroed. Het kroost wordt gezoogd, zoals alle andere jonge zoogdieren.

Inhoud

* Taxonomische indeling van het vogelbekdier (Ornithorhynchus anatinus)
* Kenmerken van het vogelbekdier
    * Snavel
    * Vacht
    * Voorpoten en achterpoten
    * Gifspoor
* Wat maakt het vogelbekdier zo anders?
* Leefwijze
* Voedsel en jacht
* Natuurlijke vijanden en verdediging
* Voortplanting
* Verspreiding en soortbehoud
* Belangrijke kenmerken van het vogelbekdier (Ornithorhynchus anatinus)

Taxonomische indeling van het vogelbekdier (Ornithorhynchus anatinus)

Het vogelbekdier behoort tot het rijk van de Animalia (dieren), de stam van de Chordata (chordadieren), de klasse van de Mammalia (zoogdieren), de orde van de Monotremata (cloacadieren), de familie van de Ornithorhynchidae (vogelbekdieren), het geslacht Ornithorhynchus en de soort Ornithorhynchus anatinus. Het vogelbekdier is het laatst overgebleven lid van de familie van de vogelbekdieren. De oudste fossiele soorten zijn de Steropodon en Teinolophos. Met de vier soorten mierenegels maakt dit eierleggend zoogdier deel uit van de snaveldieren ofwel cloacadieren (Monotremata), een afsplitsing van de zoogdieren (Mammalia). Het vogelbekdier is een van van de oorspronkelijkste zoogdieren.

Kenmerken van het vogelbekdier

Vogelbekdier
(Ornithorhynchus anatinus)
Het mannetje is groter dan het vrouwtje. De lichaamstemperatuur is ca. 32 °C, wat erg laag is voor een zoogdier.

Snavel

De unieke snavel lijkt sterk op die van een eend en is zacht en soepel, bedekt met een onbehaarde, leerachtige huid. Dit zeer gevoelige tastorgaan van het vogelbekdier bevat naast de vele mechanoreceptoren ook ca. 40.000 elektroreceptoren aan de onderzijde van de snavel, waarmee spanningsvelden worden gedetecteerd van prooidieren zodra ze zich bewegen (spieractiviteit).

Vacht

De bruine tot zwarte pels van het vogelbekdier is dichtbehaard, glad en waterafstotend, lijkend op die van de mol. De buik heeft een veelal grijzig-zilveren kleur. De staart is relatief dunbehaard en aan de onderkant kaal. De oren (geen oorschelpen) zitten verborgen in de vacht.

Voorpoten en achterpoten

De voorpoten zijn breed en spreidbaar, voorzien van zwemvliezen tussen de tenen met klauwen. De achterpoten zijn minder krachtig, veel kleiner en deels voorzien van zwemvliezen.

Gifspoor

De gifspoor, een soort klauw aan de achterkant van de achterpoten, is hol. De gifklieren bevinden zich in de dijen. Voor de mens is het gif niet dodelijk, maar wel (chronisch) pijnlijk en sterk oedeemvormend. Alle dieren tot de grootte van een hond, zullen eraan bezwijken.

Wat maakt het vogelbekdier zo anders?

Vogelbekdier
(Ornithorhynchus anatinus)
Een van de belangrijkste kenmerken van het vogelbekdier is dat het een zoogdier betreft, maar toch eieren legt en het kroost vervolgens zoogt. Het dier is dus niet levendbarend, zoals ook de mierenegel. Het vrouwtje legt een tot drie dunschalige eieren met een diameter van enkele centimeters in de broedkamer van het oeverhol dat ze met haar scherpe klauwen graaft. Zodra de eieren zijn uitgekomen, veegt ze de jongen met haar roeispaanvormige staart voorzichtig naar zich toe om ze te zogen. Vogelbekdieren hebben zwemvliezen. De achterpoten zijn voorzien van holle klauwen met een gifklier. Toen eind 17de eeuw Australië gekoloniseerd werd door de Europeanen dacht men dat een of andere oplichter of dierenbeul het lichaam van een zoogdier bevestigd had aan een eendensnavel.

Leefwijze

Het amfibische vogelbekdier leeft in en bij het water in het rivieren- en merengebied in het oosten van Australië en op Tasmanië. Hij graaft zijn holen niet alleen in de zanderige oevers van deze wateren, maar kiest ook graag voor rotspleten en andere uithollingen. Het betreft loopgangen van wel vijftien meter lang. Deze uitstekende duikers en zwemmers zijn zeer territoriaal en verdedigen hun leefgebied met verve. De zwemvliezen tussen de tenen van het vogelbekdier gebruikt hij ook om te graven. Op het land loopt hij op de rug van de voorpoten (knokkels). Het vogelbekdier is solitair, maar het hele jaar actief, met name in de schemering en ’s nachts. Dit zoogdier is uitstekend aangepast aan elk klimaattype van zijn habitat. Men vindt hem zowel in en bij koude bergstromen als op de warme, tropische rivieroevers in de regenwouden.

Voedsel en jacht

Vogelbekdier
(Ornithorhynchus anatinus)
Al duikend en zwemmend zoekt het vogelbekdier naar kleine prooien, waaronder insectenlarven, rivierkreeftjes en slakken. Onder water sluit het dier zijn ogen, oren en neusgaten. Met zijn snavel spoort hij de prooi in de rivierbodem op, waarbij de weke en gevoelige snavel elektrische spanningen kan detecteren van andere waterdieren (spieractiviteit). Als een stofzuiger bewerkt hij de bodem, waarna de prooi samen met zand en plantenresten in de wangzakken wordt bewaard. Het vogelbekdier heeft geen tanden. Hij vermaalt zijn prooi tussen de ribbelige hoornplaten in zijn snavel. De plantenresten en kiezels spuugt hij uit. De foerageertochten onder water duren tussen de dertig seconden en een minuut.

Natuurlijke vijanden en verdediging

Dankzij de slanke, maar zeer sterke spiermassa kan het vogelbekdier van vorm veranderen en zich aldus door nauwe gedeelten of obstakels in de rivier wringen. Het is een van de methoden om aan zijn natuurlijke vijanden te ontkomen, zoals krokodillen maar ook de vos en de havik vinden het vogelbekdier niet te versmaden. Als het dier de kans krijgt, zal hij zijn belager met zijn klauwen verwonden. Bovendien heeft het mannetje aan de achterpoten een holle gifklauw verbonden met een gifklier in de dijen. Het gif is niet dodelijk voor mensen, maar wel voor dieren zo groot als een vos of hond.

Voortplanting

Vogelbekdier
(Ornithorhynchus anatinus)
De paartijd is tussen augustus en oktober. De hofmakerij bestaat eruit dat het paartje cirkelend en spiraalvormig om elkaar heen draait. Aan het einde van de tot wel twintig meter lange nesttunnel bevindt zich de broedkamer. Overigens is de nestgang veel langer dan de woongang. Ook in rotsachtige rivieroevers die diepe spleten vormen vindt de nestbouw plaats. Het nestmateriaal bestaat uit bladeren en gras. Het legsel wordt gevormd door 1 tot 3 knikkervormige eieren met een zachte schaal. Na een tot twee weken komen de jongen uit. Met de roeispaanvormige staart veegt het vrouwtje de jongen behoedzaam naar zich toe, richting de melkklieren. Na ongeveer vijf maanden verlaat het kroost het nest, maar wordt daarna nog een tijdje met melk gevoed.
 

Verspreiding en soortbehoud

Het vogelbekdier heeft een groot verspreidingsgebied in het oosten van Australië en op Tasmanië. Het dier is niet bedreigd, hoewel lokaal de aantallen afnemen als gevolg van droogte, kanalisaties, overstromingen. Het is een beschermd dier, er mag niet op gejaagd worden, aangezien het vogelbekdier gevoelig is voor veranderingen in de leefomgeving.

Belangrijkste kenmerken van het vogelbekdier (Orithorhynchus anatinus)

  • Lengte: kop-romplengte bij mannetjes: 44-60 cm; bij vrouwtjes 41-47 cm.  De staart is ongeveer 15 cm. De snavel is ruim 5 cm lang.
  • Gewicht: mannetje 1-2,4 kg; vrouwtje 0,8-1,6 kg.
  • Geslachtsrijp: na 1 jaar.
  • Paartijd: augustus-oktober, afhankelijk van de locatie van het leefgebied.
  • Broedduur: 1-3 weken.
  • Legsel: 1-3 eieren.
  • Leefwijze: solitair.
  • Voedsel: ongewervelde dieren.
  • Verwante soorten: het vogelbekdier is de enige soort uit de familie van de Ornithorhynchidae. Nauwe verwanten zijn de mierenegels (Tachyglossidae) in Australië en Nieuw-Guinea. Ze vormen de enige soorten in de orde van de Monotremata.

Lees verder
De onuitroeibare bruine rat
De hazelmuis - acrobaat onder de muizen
De mol - een plaaggeest van tuiniers
Karakteristieke kenmerken van zoogdieren
Eenvoudige indeling van het dierenrijk


Bronvermelding

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: Vogelbekdier (Ornithorhynchus anatinus); Peter Scheunis, CC BY 1.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/1.0>, via Wikimedia Commons
. Tim, CC BY 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/4.0>, via Wikimedia Commons
. Emőke Dénes, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons
. Klaus, CC BY-SA 2.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/2.0>, via Wikimedia Commons
. Cabrera, Angel, Public domain, via Wikimedia Commons
. Fernando Losada Rodríguez, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.