A5A0C56B5243F86D4E229DD720350EA2 9ad20deef62a4765b51ec572bdd5abdd

23 februari 2023

De raaf (Corvus corax) - een meesterlijke luchtacrobaat

De raaf (Corvus corax) had eeuwenlang een slecht imago. Net als de wolf werd er fanatiek op gejaagd en rustte er een vloek op deze grootste zangvogel die de vogelwereld rijk is. Hij zou zelfs bovennatuurlijke krachten hebben. Als slecht omen heeft hij zijn gitzwarte verenkleed niet mee. Deze voortreffelijke vlieger, een ware luchtacrobaat, kan zich in de baltsvlucht vrijwel helemaal omdraaien. Zijn gierende vleugelslag is van ver te horen. De raaf is tevens de grootste telg uit de familie van de kraaien, groter zelfs dan de roek en de zwarte kraai.

Inhoud

* Taxonomische indeling van de raaf (Corvus corax)
* Uiterlijke kenmerken
    * Verenkleed
    * Snavel
    * Geluid
    * Vlucht
    * Nest
    * Eieren
* Slecht imago
    * Zo verguisd als de wolf
* Leefwijze en territorium van de raaf (Corvus corax)
    * Troostend gedrag
* Voedsel
* Voortplanting van de raaf (Corvus corax)
    * Eieren
* Verspreiding
* Belangrijke kenmerken van de raaf (Corvus corax)

Taxonomische indeling van de raaf (Corvus corax)

Raaf (Corvus corax)
De raaf behoort tot de klasse van de Aves (vogels), de orde van de Passeriformes (zangvogels), de familie van de Corvidae (kraaien), het geslacht Corvus en de soort Corvus corax. Deze op het oog gitzwarte vogel heeft een blauwpaars, glanzend verenkleed en wordt wel eens verward met de zwarte kraai, hoewel er kenmerkende verschillen zijn.

Uiterlijke kenmerken

Tijdens de vlucht van de raaf is een van de belangrijkste kenmerken zijn fenomenale vliegkunst. In tegenstelling tot de zwarte kraai kan hij bijvoorbeeld zeer goed meedeinen op de thermiek en is in de baltsvlucht een luchtacrobaat pur sang. Zijn snavel is beduidend groter dan die van de zwarte kraai.

Verenkleed

De raaf heeft een diepzwart, glanzend verenkleed met veelal een vage gloed of zweem van blauwpaars, purper en groen. De staart is breed, lang en wig- ofwel ruitvormig. De kop is bovendien groter dan van de zwarte kraai. De keelveren zijn piekerig. Het verenkleed van de jonge raven is mat en donkerbruin van kleur.

Snavel

In vergelijking met de zwarte kraai is de snavel groter, zwaarder en gekromd. De bevedering bedekt de snavel voor ruim de helft.
.

Geluid

Raaf (Corvus corax)
De raaf maakt een zwaarder, lager en rollender geluid dan de zwarte kraai of kauw. Het klinkt ook rauwer. Typisch is dat hij tijdens zijn roep zijn keelveren opzet.

Vlucht

De raaf vliegt hoger dan de andere kraaiachtigen. Ook kan hij bedachtzaam zweven als een buizerd, met een majestueuze, trage vleugelslag. Tijdens de vlucht mist hij echter de doelgerichtheid van de zwarte kraai en kauw. Gedurende de baltsvlucht is hij veel acrobatischer dan de andere kraaien.

Nest

Het nest van de raaf bestaat onder andere uit takjes, twijgen, aarde en mos. Kenmerkend is ook de ruwe schapenwol waarmee het nest bekleed is. 

Eieren

De raaf legt vier tot zes eieren. Ze zijn fletsblauw tot vaalgroen met grijze of bruine vlekken. De broedtijd is ongeveer drie weken.

Slecht imago

Raaf (Corvus corax)
In de voorbije eeuwen had de raaf een zeer slecht imago. De vogel zou een pact met de duivel hebben gesloten en bovennatuurlijke krachten hebben. Hij durfde zelfs aan lijken te pikken die aan de galg hingen. Het Duitse begrip ‘Rabenmutter’ (ontaarde moeder) voert terug op de idee fixe dat raven slecht voor hun jongen zorgen, wat beslist niet zo is, ondanks het feit dat ze niet op hun nest slapen.

Zo verguisd als de wolf

Vroeger werd er op de raaf gejaagd, zoals ook de wolf verguisd werd. De raaf zou onder een hoedje spelen met de wolf en naar verluidt de wolf waarschuwen als er een gewond dier rondliep. De raaf werd ook gezien als een boodschapper. In de Scandinavische legenden vlogen de raven Huginn en Muninn elke dag naar Odin, koning van het Walhalla, om hem te vertellen wat er in de wereld gaande was.
 

Leefwijze en territorium van de raaf (Corvus corax)

Van oorsprong is de raaf een standvogel van het vlakke land. Tegenwoordig is deze kraaiachtige praktisch overal te vinden: in de bergen, de rotsachtige verlaten kuststreken, bossen en uitgestrekte, vlakke veengebieden. Hij wordt echter ook regelmatig in cultuurlandschappen gespot. De raaf is zeer territoriaal. Hij verjaagd ook roofvogels, want dankzij zijn magnifieke vlucht heeft hij niets tot weinig te vrezen van andere vogels.

Troostend gedrag

Raven sluiten vriendschappen met soortgenoten en weten wie hun rivalen zijn. Ze kennen zelfs troostend gedrag als een raaf het gevecht met een andere raaf verloren heeft, zoals het schoonmaken van het verenkleed bij de verslagene. De intelligentie van de raaf is eigen aan kraaiachtigen. Het is bekend dat ook deze vogels stokjes en ander materiaal gebruiken om in gaten te peuteren als ze denken dat daar iets van hun gading te vinden is. Ook breken ze noten met behulp van stenen. Raven die niet broeden leven in groepen.

Voedsel

Raaf (Corvus corax)
De raaf is een typische alleseter, met name aas. Hij zoekt kadavers: van konijnen tot schapen en gemzen, zoals in de Alpen. Ze nemen stukken vlees mee en verstoppen het ergens voor mindere tijden, en weten vervolgens alles ook terug te vinden. Ook houdt de raaf de verstopplekken van de concurrentie in de gaten, om ze later ongezien te plunderen. Hun hamstergedrag is zeer uitgesproken. Daarnaast is de raaf altijd op zoek naar kleine knaagdieren als prooi, zoals muizen, maar ook insecten, jonge vogels en aan de kust is hij verzot op mosselen. In de lente zijn raven vaak te vinden bij schapenkudden waar lammeren geboren zijn. Ze hebben het dan voorzien op de nageboortes van de ooien. Bij schaarste is de raaf niet kieskeurig en eet hij alles wat hij maar kan vinden.

Voortplanting van de raaf

De balts van raven is zonder meer indrukwekkend. Hun luchtacrobatiek is dan ook een genot om naar te kijken. De raaf broedt al heel vroeg in de lente. De reden is dat raven in die periode veel voedsel voor de jongen kunnen vinden, zoals aas van konijnen tot hoefdieren. Doorgaans komen ze terug naar dezelfde nestplaats. Het hele jaar door blijven raven in hun territorium. Nesten van de raaf zijn onder andere te vinden in rotswanden en hoge bomen. De raaf is monogaam, paartjes blijven hun hele leven bij elkaar. Ravenkoppels dragen samen het nestmateriaal aan. Bekend is dat ze verwarmend (bv. wol van schapen) en verkoelend materiaal gebruiken om de jongen een soort natuurlijke airconditioning te bieden.

Eieren

Ei van raaf (Corvus corax)
In de nestkuil van takjes, mos, gras, wol en ander materiaal legt de raaf haar eieren. Het vrouwtje broedt en het mannetje draagt voer aan. De eieren komen na ongeveer drie weken uit. De jongen worden zo'n zes weken gevoerd. Wanneer ze uit het ei zijn, overnachten de raven wat verder van het nest en komen ze de jongen alleen voeren. Vaak zoeken ze voedsel tientallen kilometers verderop. De jongen blijven nadat ze zijn uitgevlogen doorgaans nog maandenlang in de buurt van het nest.


Verspreiding

De in Nederland beschermde raaf is op het hele noordelijk halfrond te vinden, maar met name in dunbevolkte gebieden, van Noord-Amerika tot Europa, Azië en de noordelijke rand van Noord-Afrika. In vroeger tijden was hij in Europa bijna uitgeroeid als gevolg van bijgeloof. Sinds 1976 zijn er weer (uitgezette) raven te vinden in Nederland. Eerst op de Veluwe en de Utrechtse heuvelrug, later ook in andere streken door het hele land.

Belangrijke kenmerken van de raaf (Corvus corax)

Raven (Corvus corax)
Hoewel de raaf kwetsbaar en bedreigd is, floreert hij inmiddels (2022) ook op de Veluwe. Zijn voortbestaan staat echter op veel andere plaatsen onder druk als gevolg van recreatie, zoals de ontsluiting van bosgebieden voor mountainbikers en andere recreanten.

Lengte: ca. 65 cm.
Spanwijdte: tot 1,20 m.
Gewicht: 800-1500 gram.
Geslachtsrijp: vanaf 3 jaar.
Broedtijd: vroeg in de lente (soms al in februari).
Broedsels: 1 legsel.
Broedduur: ca. 3 weken.
Legsel: 4-6 eieren, fletsgroen tot vaalgroen van kleur. Met grijze of bruine vlekken.
Roep: rauw, zwaar geluid, klinkt als ‘kroa’. De raaf zet dan zijn keelveren op.
Gedrag: territoriaal, sociaal. Raven die niet broeden leven in groepen. Paartjes blijven hun hele leven bij elkaar.
Voedsel: alleseter, van kadavers tot kleine zoogdieren, reptielen en insecten, maar ook afval.
Levensverwachting: ca. 12-14 jaar.
Verwante soorten: zwarte kraai (Corvus corone) en roek (Corvus frugilegus).

Lees verder
De kauw (Corvus monedula) - een luidruchtige verzamelaar
Karakteristieke kenmerken van vogels
Waarom zingen vogels zo verschillend
Zwarte kraai (Corvus corone) - een sluwe aaseter
Zo ontstaat een vogelei


Bronvermelding

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: raaf (Corvus corax) Arnstein Rønning, CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons
. National Park Service, Public domain, via Wikimedia Commons
. Ken Billington, CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons
. Yellowstone National Park, Public domain, via Wikimedia Commons
. T0R, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons
. Klaus Rassinger und Gerhard Cammerer, Museum Wiesbaden, CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons
. Zeynel Cebeci, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons

13 februari 2023

Scintigrafie (isotopenscan) - werking, toepassingen en risico's

Scintigrafie (isotopenscan) is een medische beeldvormende techniek waarbij een radioactieve stof in het lichaam wordt gebracht. De gammastraling wordt opgevangen door een gammacamera en omgezet in beelden. Aldus kan de arts de structuur en functie van organen beoordelen, zoals de botten (botscan), de longen en de schildklier. Scintigrafie, ofwel de (radio)isotopenscan, maakt deel uit van het specialisme ‘nucleaire geneeskunde’. Het onderzoek wordt ook wel radionuclidescan genoemd. De SPECT-scan en PET-scan maken er deel van uit.

Inhoud

* Wat is scintigrafie?
* Werking van scintigrafie (isotopenscan)
    * Gammastraling
* Toepassingen van de isotopenscan
    * Vroege opsporing van aandoeningen
* Werkwijze
* Risico's
* SPECT-scan
* PET-scan

Wat is scintigrafie?

Scintigrafie (isotopenscan)
van de schildklier
Bij deze medische beeldvormende techniek worden beelden gemaakt met behulp van straling die in het lichaam door een radioactieve stof (isotoop) wordt uitgezonden. Dit isotoop, ofwel radionuclide, wordt opgenomen door het orgaan of weefsel dat de arts wil onderzoeken. De isotopen worden ‘tracers’ genoemd. De scanner, ofwel gammacamera, vangt de straling van de ‘tracer’ op en zet de informatie om in beelden op een beeldscherm.


Werking van scintigrafie (isotopenscan)

In de meeste gevallen wordt een radioactief gemaakte stof (‘tracer’) via een injectie in de bloedbaan gebracht. Bij longonderzoek gebeurt dat met behulp van een radionuclidegas, zoals xenon. Voor een bepaalde scan wordt altijd een specifiek isotoop gekozen om optimale weergave te garanderen. De ‘tracers’ cumuleren in het te onderzoeken weefsel of orgaan. Bij een scintigrafie van de schildklier wordt bijvoorbeeld een jodiumisotoop gebruikt. Er wordt dan radioactief jodium in de bloedbaan gebracht om een scan te maken van de schildklier.

Gammastraling

Het radioactief isotoop (‘tracer’) zendt gammastraling uit. Deze straling lijkt op röntgen. Een speciale gammacamera vangt deze straling op. De detectoren in de camera verwerken de informatie (zoals plaats en hoeveelheid) in een vorm waarmee de computer een beeld kan opbouwen en de resultaten kan analyseren. Elk beeldpuntje staat voor een hoeveelheid uitgezonden gammastraling, bijvoorbeeld weergegeven in bepaalde kleuren en de intensiteit ervan. ‘Hot spots’, zoals sommige intense kleurgebieden worden genoemd, duiden op een grote hoeveelheid opgenomen ‘tracers’.

Toepassingen van de isotopenscan

PET-scan van de 
hersenen
Met behulp van scintigrafie kan een orgaan of bepaald weefsel in kaart worden gebracht. De intensiteit van de opgevangen radioactieve straling is een weergave van de activiteit van een orgaan, zoals een normale stofwisseling, een trage of juist een hyperactiviteit, wat vaak een teken van tumorvorming is. Aldus worden met de isotopenscan tal van aandoeningen opgespoord, zoals de ziekte van Paget (verstoring van de botregeneratie) en botkanker wanneer het een botscan betreft. Een aangetaste nier (slechte nierfunctie) zal minder ‘tracers’ opnemen dan een normaal functionerende nier. Ook andere organen kunnen met dit onderzoek in beeld worden gebracht, zoals de schildklier, de longen en de hartspier om de doorbloeding ervan te beoordelen (myocardscintigrafie). De SPECT-scan is daar uitermate geschikt voor.

Vroege opsporing van aandoeningen

Een belangrijk aspect van scintigrafie ofwel isotopenscan, is dat veranderingen in de orgaanfuncties zich in veel gevallen eerder ontwikkelen dan structurele veranderingen. Veel aandoeningen worden aldus eerder opgespoord met scintigrafie dan bijvoorbeeld met een röntgenfoto of ander beeldvormend onderzoek. Ook is de bruikbaarheid van een isotopenscan duidelijk aangetoond in hoeverre een behandeling inzake de orgaanfunctie succesvol is geweest.

Werkwijze

In de meeste gevallen wordt een radioactief isotoop in de bloedbaan gespoten. Voor het scannen van de longen ademt de patiënt een radioactief gas in. Het is belangrijk dat de patiënt tijdens de scan stil blijft liggen terwijl de laborant de bedtafel in de juiste positie brengt. De gammacamera kan zowel boven als onder het lichaam worden gebracht. De bedtafel is computergestuurd en zorgt ervoor dat de patiënt precies in de juiste positie ligt. De meeste scans duren een halfuur tot een uur.

Risico’s

Gammacamera voor
scintigrafie (isotopenscan)
Zoals alle technieken waarbij radioactieve straling wordt gebruikt, kunnen lichaamscellen beschadigd raken en het risico op kanker op latere leeftijd doen toenemen. Bij scintigrafie is de hoeveelheid straling verwaarloosbaar klein en bij volwassenen ongevaarlijk. De isotopen plast men binnen 24 uur weer uit. Wel is het beter om in die 24 uur bijvoorbeeld geen kleine kinderen op schoot te nemen. Bij zwangeren en moeders die borstvoeding geven, kan de straling wel risicovol zijn. Bij hen wordt scintigrafie dan ook niet als onderzoeksmethode gebruikt.

SPECT-scan

De SPECT-scan (Single Photon Emission Computerised Tomography) is een soort isotopenonderzoek waarvan vooral gebruik wordt gemaakt om de doorbloeding van weefsels te onderzoeken. De SPECT-scan is zeer gevoelig en in bepaalde gevallen nauwkeuriger dan de gewone isotopenscan. Toepassingen zijn onder andere het bepalen van de doorbloeding van de hartkamerspier (myocardscintigrafie), maar ook bij het diagnosticeren van levercirrose, hersenbloedingen (apoplexie), hersentrombose en alzheimer.

PET-scan

Dit type isotopenonderzoek (Positron Emission Tomography) is vooral gericht op het functioneren van individuele cellen in organen en weefsels. De PET-scan verschaft veel informatie over de chemische activiteit van orgaancellen. Enkele belangrijke toepassingen van de PET-scan zijn onder andere het opsporen van hersenziekten, zoals de ziekte van Parkinson en Alzheimer.

Lees verder
Röntgenfoto - werking, toepassing, risico's en werkwijze
Röntgencontrastfoto - werking, toepassingen, risico's en werkwijze
CT-scan - werking, toepassing, risico's en werkwijze
Echografie - werking, toepassingen en werkwijze
Eerste bezoek aan de huisarts - anamnese en onderzoek


Bronvermelding

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: Isotopenscanner; Arturo1299, CC BY-SA 2.5 PL <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/2.5/pl/deed.en>, via Wikimedia Commons
. MBq at de.wikipedia, Public domain, via Wikimedia Commons
. Jens Maus (http://jens-maus.de/), Public domain, via Wikimedia Commons
. Bionerd, CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons


08 februari 2023

Spinnen - de wolven van de insectenwereld

Spinnen zijn jagers bij uitstek. Wereldwijd zijn er tienduizenden
soorten bekend. Ze beloeren hun slachtoffers vanuit een web, lokken ze in een hinderlaag of rennen ze achterna. In de insectenwereld, maar ook bij veel mensen, zijn ze gevreesd en berucht. De angst voor spinnen is bij velen diepgeworteld. Zoals voor de razendsnelle huisspin, maar ook voor de kleine, olijk rondspringende zebraspin die op een miniatuurvogelspin lijkt en ’s zomers graag op het kozijn zit te zonnen. Spinnen gedragen zich op allerlei manieren. Er zitten zelfs hengelaars tussen die hun prooi uit het water vissen. De gevreesde en vaak gehate spin vormt in de natuur een belangrijke schakel bij het decimeren van grote aantallen schadelijke insecten. Welkom in de wondere wereld van de spinnen, de wolven van de insectenwereld.

Inhoud

* Veel soorten spinnen
    * Spinnen in huis
* Kenmerken van spinnen (Araneae)
    * Van kaken tot spinklieren
    * Ogen en tastzin
    * Kleurverschillen
* Zo jaagt een spin
    * Levende prooi
* Voortplanting

Veel soorten spinnen

In de wetenschap zijn meer dan 45.000 soorten spinnen bekend en beschreven. In Nederland komen ongeveer 700 soorten voor. Spinnen (Araneae) behoren tot de stam van de Arthropoda (geleedpotigen) en de orde van de Arachnida (spinachtigen). Overigens zijn spinnen geen insecten, ze hebben immers een andere ontwikkeling doorgemaakt. Daardoor hebben ze onder andere acht poten en zijn de kop en het borststuk met elkaar vergroeid.

Spinnen in huis

Misumena vatia
Er zijn spinnen die een voorkeur hebben voor woningen, zo denken sommigen. De huisspin, waarvan tal van soorten bestaan, is daarvan een voorbeeld. Ook de wolfspin, waaronder de valse wolfspin (Zoropsis spinimana) ziet men wel eens in huis rondrennen. De grote trilspin (Pholcus phalangioides) met de zeer lange poten, niet te verwarren met de hooiwagen, is eveneens frequent aanwezig in woningen. De naam heeft de laatstgenoemde spin te danken aan de heftige bewegingen dat het diertje in het web maakt zodra het onraad bespeurt en daarmee een aanval probeert te voorkomen. Hoewel het uiterlijk van deze spin anders doet vermoeden, kan hij zelfs de huisspin aan. De zebraspin (Salticus scenicus), ook wel harlekijnspin genoemd, is een echte zonaanbidder die 's zomers graag op kozijnen of tegen de muur in de zon zit. En de mijnspin (Atypus affinis) is een typische 'buitenspin', die men zelden binnenshuis aantreft.

Kenmerken van spinnen (Araneae)

Spinnen zijn gemakkelijk te herkennen. Ze hebben immers allemaal acht (veelal lange) poten, voorzien van klauwtjes waardoor ze meer grip hebben en aan spindraden kunnen hangen. Het merendeel van de spinnensoorten ziet slecht en neemt alleen lichtverschuivingen waar. Het gros van de soorten heeft acht ogen, wat overigens vaak ten onrechte een uitstekend zicht suggereert.

Van kaken tot spinklieren

Latrodectus mactans
Kenmerkend bij spinnen is dat de kop en het borststuk met elkaar vergroeid zijn, in tegenstelling tot de insecten. Het kopborststuk (cephalothorax) bevat aan de bovenzijde een pantser. Aan beide kanten van de cephalothorax scharnieren vier poten. De gifkaken (cheliceren) zijn holle klauwen. Hiermee spuit de spin het gif in de prooi. De pedipalpen zijn valse poten en belangrijk bij de voortplanting. Het achterlijf (opisthosoma) biedt ruimte voor het hart, de (boek)longen, de spinklieren en de spijsverteringsorganen. De spintepels, waarmee de spin spinweefsel afscheidt, bevinden zich aan de achterzijde.

Ogen en tastzin

Het gedrag van spinnen is voor een groot deel afhankelijk van de zintuiglijke vermogens en specialisaties. Bekend is dat spinnen over het algemeen slecht zien, ook al hebben ze meer dan twee ogen. Veelal nemen ze alleen lichtverschuivingen waar. Ook geldt: hoe dichter bij de prooi, hoe beter het zichtvermogen van de spin. In vergelijking tot insecten zijn spinnenogen eenvoudig van structuur. Al met al kan men zelfs stellen dat de ogen van de meeste spinnensoorten van weinig nut zijn. Uitzonderingen daargelaten. Zoals het geval is bij wolfspinnen (Licosidae) en springspinnen (Salticidae). Hun zicht is namelijk uitstekend tot fenomenaal. Bovendien zijn hun ogen relatief groot en naar voren gericht. Het spreekt vanzelf dat hun gedrag daarop is aangepast.

Kleurverschillen

Doordat springspinnen goed zien, ook kleurverschillen, kunnen ze hun prooi met grote precisie bespringen, zoals de zebraspin (harlekijnspin). Ook wolfspinnen (Lycosidae) hebben een haarscherpe blik. Daarentegen moeten de web- ofwel wielspinnen het grotendeels hebben van hun goed ontwikkelde tastzin. De kleinste trillinkjes in het web vangen ze op met de haartjes aan hun poten. Ze kunnen er zelfs mee bepalen hoe groot de prooi is. En waar die zich precies bevindt. Ook luchtdrukverschillen spelen een rol bij het waarnemen van prooi, zoals de vleugelslag van insecten.

Zo jaagt een spin

De zintuiglijke mogelijkheden en specialisaties sturen het gedrag van spinnen. Wolf- en springspinnen naderen hun prooi op sluipende wijze, als een kat. Dat geldt uiteraard ook voor de zwerfspinnen, zoals de Braziliaanse zwerfspinnen (kamspinnen), die zeer giftig en agressief zijn. Deze rovers bij uitstek zijn de wolven van de insectenwereld. Springspinnen (Salticidae) hebben uitstekende ogen. Hun gedrag en de wijze van jagen zijn daarop afgestemd. Valdeurspinnen (Ctezinidae) vallen vanuit een hinderlaag aan. Zodra een insect nietsvermoedend voorbij scharrelt, klapt het deurtje van het ondergrondse hol open en grijpt de spin zijn prooi.

Levende prooi

Philodromus aureolus
Het web van de wiel- of webspin is kleverig. Het lot van elk insect dat er zich in verstrikt, is dan ook meestal bezegeld. Spinnen verlammen de prooi met hun gif. De verteringssappen maken het inwendige van het insect vloeibaar. De spin zuigt de brij vervolgens op. Om het nog complexer te maken zijn er spinnen die uitsluitend op andere spinnen jagen, dus niet op insecten. Wel zoeken spinnen altijd levende prooi. Ook zijn er spinnen die hengelen door een poot in het water te steken. Zodra een insect in het water valt, wordt de spin de rimpelingen gewaar en rent dan over het water om het insect te grijpen. Er zijn zelfs spinnen die onder water op visjes jagen.

Voortplanting

De naam ‘zwarte weduwe’ (Latrodectus mactans) ontleent deze spin aan het feit dat de mannetjes na de bevruchting moeten maken dat ze wegkomen, omdat ze meestal worden aangezien als prooi. Dat geldt echter voor meer spinnensoorten. In veel gevallen mislukken hun ontsnappingspogingen doordat ze verzwakt zijn. Ze worden dan meedogenloos opgepeuzeld door de vrouwtjesspin. Ook mannetjes-springspinnen maken gebaren met hun poten om zich kenbaar te maken als voortplantingspartner. Verder zijn er spinnensoorten die met hun poten tegen het web van de vrouwtjesspin tikken om te laten merken dat ze er klaar voor zijn. Wolfspinnen dragen na het uitkomen van de eitjes de jonge spinnetjes gedurende een lange periode mee op de rug.

Lees verder
De grote spoorspin (Cheiracanthium punctorium) is een agressieve renspin
> Het ingenieuze web van de spin
> De gewone mijnspin (Atypus affinis) lijkt op een vogelspin
> De dodelijke Australische tunnelwebspin (Atrax robustus)
Metepeira spinipes - een sociale spin


Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: Tegenaria domestica; By Darmo117 - Own work, CC BY-SA 4.0
. Muséum de Toulouse, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons
. Patrick Edwin Moran. Photograph of a Latrodectus mactans (black widow spider) eating an insect that she has wrapped in silk.
. Philodromus aureolus, by Diego Delso, Hartelholz, Múnich, Alemania, 2020-06-25, DD 30-65 FS.jpg

03 februari 2023

Eka pada koundinyasana I (albatroshouding)

Deze houding voor gevorderde yogastudenten hoort bij een drieluik - in combinatie met dwi pada koundinyasana en eka pada koundinyasana II - en vereist soepele heupen, sterke armspieren en een fenomenaal evenwichtsgevoel. Al deze kwaliteiten worden met de beginnershoudingen uit hatha-yoga spelenderwijs opgebouwd. In deze yogahouding hangt het lichaam eveneens evenwijdig met de vloer, waarbij echter een been onderlangs zijwaarts gestrekt is. Eka pada koudinyasana I heeft tal van voordelen, zoals een scherp concentratievermogen en een zeer lenig lichaam. De asana is gewijd aan de wijsgeer Koundinya.

Inhoud

* Achtergrond van eka pada koundinyasana I (albatroshouding)
* Technische aspecten
* Let op het volgende
    * Medische informatie
* Voordelen van eka pada koundinyasana I (albatroshouding)
    * Therapeutische toepassingen

Achtergrond van eka pada koundinyasana I (albatroshouding)

Eka betekent 'een'. Pada wil zeggen 'voet' en asana is een ander woord voor '(zit)houding'. De naam Koundinya voert terug op de Indiase koningszoon Siddharta (ca. 450 v.C. - ca 370 v.C.) die een zeer luxueus leven leidde aan het hof, zoals het de aristocratie betaamde. Siddharta realiseerde zich echter al heel vroeg dat het ware geluk niet te vinden was in het weelderige leven dat hij leidde met alle vorstelijke voorrechten die daarbij hoorden. Hij besloot zich terug te trekken in het woud en een ascetisch, meditatief bestaan op te bouwen in een poging het ware geluk te vinden en de oorzaak van al het leed in de wereld te achterhalen. Koundinya was de hofgeleerde en in die jaren de mentor van Siddharta. Toen de koningszoon de verlichting vond, stichtte Siddharta als Gautama Boeddha het boeddhisme.

Technische aspecten

Eka pada koundinyasana I
(albatroshouding)
Bij de aanblik van eka pada koundinyasana I mag duidelijk zijn dat deze yogahouding niet voor iedereen is weggelegd. De blessuregevoeligheid kunt u alleen verminderen door een goede voorbereiding, zoals het leren van de basishoudingen. Ook is het belangrijk dat u eerst de hoofdstand (salamba sirsasana II) beheerst.
  1. Neem eerst de hoofdstand (salamba sirsasana II) aan. Belangrijk is dat u de handen op schouderbreedte op de vloer plaatst.
  2. Laat nu de gestrekte benen zakken tot ze parallel boven de vloer hangen. Houd de knieën en voeten bij elkaar.
  3. Buig de knieën en laat het bovenlichaam zakken tot de zijkant van het inmiddels weer gestrekte rechterbeen op de achterkant van de linkerarm boven de elleboog rust. Het linkerbeen steekt gestrekt naar achteren. De romp bevindt zich evenwijdig met de vloer, waarbij het lichaam op het hoofd en de twee handen steunt.
  4. Til het hoofd op. Houd de rug recht en de benen gestrekt. De rechte rug en het linkerbeen vormen een lijn in een hoek van ongeveer 30 graden met de vloer.
  5. Kijk recht vooruit, hoofd naar achteren. Naarmate u steeds verder horizontaal boven de vloer kunt hangen, zult u navenant meer armkracht nodig hebben.
  6. Blijf even in deze houding, al naargelang uw capaciteiten.
  7. Kom in omgekeerde volgorde terug in de hoofdstand.
  8. Herhaal de oefening links.
  9. Ontspan grondig in savasana (lijkhouding).

Let op het volgende

Het is belangrijk om in de beginfase kussens om u heen te leggen, want het is zeer moeilijk om voortdurend de juiste balans te vinden en aldus een mogelijke valpartij te vermijden. Wel kunt u de beginfase aanzienlijk verkorten door eerst de basishoudingen te beheersen. Ze maken u lenig en het gevoel voor balans zal spelenderwijs verbeteren. Ook is het van belang om de handen op schouderbreedte te plaatsen. Als u de drie albatroshoudingen uit dit drieluik (dwi pada koundinyasana en eka pada koundinyasana II en I) beheerst, kunt u proberen om ze vloeiend in elkaar te laten overgaan.
 

Medische informatie

Mijd de albatroshoudingen bij hoge bloeddruk en hartproblemen, lage rugpijn, schouder- en polsblessures en gewrichtsproblemen in het algemeen.

Voordelen van eka pada koundinyasana I (albatroshouding)

De longcapaciteit zal merkbaar verbeteren. Ook de buikorganen krijgen een goede massage, waardoor obstipatie minder kans krijgt. Verder zult u zich beter kunnen focussen.

Therapeutische toepassingen

Deze yogaoefening voor gevorderde studenten in hatha-yoga wordt als ondersteunende therapie ingezet bij onder andere de volgende klachten en aandoeningen: 
  • slecht concentratievermogen en verminderde alertheid;
  • zwakke spieren van rug, schouders, armen en polsen;
  • trage spijsvertering;
  • obstipatie.

Lees verder
Eka pada koundinyasana II (albatroshouding)
Dwi pada koundinyasana (albatroshouding III)
Salamba sirsasana III (hoofdstand)
Staande yogahoudingen voor een goede conditie
De juiste meditatiehouding kiezen


Bronvermelding
'Light on Yoga', B.K.S. Iyengar, George'Light on Yoga', B.K.S. Iyengar, George Allen & Unwin
'Yoga und Medicin', Jurg Wunderli, Fink Verlag, Stuttgart
'Yoga', Sophy Hoare, Macdonald Educational Ltd.Allen & Unwin
'Science of Yoga', Sivananda, Sivananda Press, Durban

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: eka pada koundinyasana I (albatroshouding); Jemasty, CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons
. Jemasty, CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons