A5A0C56B5243F86D4E229DD720350EA2 9ad20deef62a4765b51ec572bdd5abdd

30 november 2023

De onuitroeibare bruine rat

De bruine rat wordt onuitroeibaar genoemd, en niet zonder reden. Zijn weergaloze aanpassingsvermogen heeft voor een belangrijk deel te maken met het feit dat hij een cultuurvolger is en dus de mens opzoekt. Want daar is altijd voedsel te vinden, zoals op vuilnisbelten en in wijken waar men het niet zo nauw neemt met bijvoorbeeld afvalscheiding. Ook brengt de bruine rat ziekten over, zoals de pest, de ziekte van Weil en de rattenbeetkoorts. Hygiene in de ruimste zin van het woord is de beste manier om de bruine rat op afstand te houden, ook al zal men in dat opzicht vaak teleurgesteld worden en wordt hij niet voor niets als onuitroeibaar beschouwd.

Inhoud

* Taxonomische indeling van de bruine rat (Rattus norvegicus)
* Kenmerken van de bruine rat
    * Vacht en staart
    * Snuit
    * Tanden
    * Neus
    * Oren
    * Ogen
    * Voorpoten
    * Geluid
* Leefwijze
    * Hecht familieverband
    * Natuurlijke vijanden
    * Komt de bruine rat ook in huis?
* Voeding
* Voortplanting
* Bruine rat en de pest
* Bestrijding en verspreiding
* Belangrijke kenmerken van de bruine rat (Rattus norvegicus)

Taxonomische indeling van de bruine rat (Rattus norvegicus)

De bruine rat behoort tot de klasse van de Mammalia (zoogdieren), de orde van de Rodentia (knaagdieren), de familie van de Muridae (muisachtigen), het geslacht Rattus (ratten) en de soort Rattus norvegicus (bruine rat). De bruine rat wordt ook wel rioolrat, stadsrat of Noorse rat genoemd. Deze oorspronkelijk uit Noord-China en Siberië afkomstige rattensoort heeft zich sinds de 18de eeuw over de hele wereld verspreid en verdrong de zwarte rat (Rattus rattus), die oorspronkelijk de pest verspreidde. De bruine rat is een van de grootste soorten.

Kenmerken van de bruine rat

Bruine rat
(Rattus norvegicus)
Het lijfje van de bruine rat kan, zonder staart, wel 30 cm lang zijn. De staartlengte is 15 tot 25 cm, het gewicht 530 gram, hoewel sommige ratten enkele honderden grammen zwaarder kunnen worden. Enkele andere kenmerken zijn:

Vacht en staart

De vacht van de bruine rat is ruwer en langer dan van de zwarte rat. De buik is lichtgrijs, de rest van het lijf grijsbruin. De poten kunnen wat lichter van kleur zijn, soms met een witte vlek op de borst. Qua vachtkleur zijn er echter variaties. De staart is wat minder lang dan het lijf, schaars behaard en voorzien van talrijke ringen. Dankzij de staart kan de rat ook goed in balans blijven op bijvoorbeeld smalle richels.

Snuit

De bruine rat heeft een tamelijk korte snuit.

Tanden

Deze rattensoort heeft zestien tanden, waarvan twee snijtanden en zes kiezen, zowel in de onder- als bovenkaak. De bruine rat heeft geen hoektanden en knaagt op het voedsel, waardoor de aangroeiende tanden voortdurend afslijten. 

Neus

Het reukorgaan is uitstekend ontwikkeld. Geen geurtje ontsnapt aan zijn aandacht.

Oren

De oren zijn relatief klein en sterker behaard dan van de zwarte rat.

Ogen

Bruine rat
(Rattus norvegicus)
De ogen van de bruine rat zijn minder goed ontwikkeld dan zijn reukorgaan. Slechtziend is hij echter niet.

Voorpoten

Met de voorpoten houdt de bruine rat zijn voedsel vast.

Geluid

Bruine ratten kunnen allerlei geluiden maken, van piepen tot knorren en krijsen. Ook staan ze bekend om hun ultrasone geluiden.

Leefwijze

De bruine rat is vooral ’s nachts actief. Echter, hoe meer ratten zich in de omgeving ophouden, hoe vaker ze zich ook overdag laten zien. Deze rattensoort heeft zich aangepast aan praktisch elk klimaat. Alleen de zwarte rat kan hem in dat opzicht naar de kroon steken. De habitat van de Rattus norvegicus is zeer omvangrijk. Van vuilnisbelten tot boerderijen, riolen, beken en andere wateren, steden en agglomeraties in het algemeen. Deze alleseter weet dat de mens hem in al zijn behoeften kan voorzien om een florerend rattenleven te leiden. De bruine rat staat ook bekend als waterrat en graaft in verbinding staande gangen bij wallen van grachten, beken, enzovoorts. Aan de oeverwallen van beken en andere wateren op het platteland zijn de paadjes vanaf hun gangenstelsel 5 tot 10 cm breed.

Hecht familieverband

Bruine rat
(Rattus norvegicus)
De bruine rat is niet solitair. Hij leeft in hecht familieverband en houdt beslist niet van binnendringende soortgenoten. Er is sprake van een hiërarchie en de kolonieleden (familie) herkennen elkaar aan hun geur. De in hogere rang staande ratten bevinden zich altijd het dichtst bij de talloze voedselbronnen.

Natuurlijke vijanden

Marterachtigen, uilen en katten zijn enkele van de meest beduchte natuurlijke vijanden van de bruine rat.
 

Komt de bruine rat ook in huis?

In stedelijke gebieden waagt de bruine rat zich zelden in woningen. Hij is een uitstekende zwemmer, waardoor men hem soms zelfs een kanaal ziet overzwemmen. Vuilnisbelten en vervallen woningen zoekt de rat graag op.

Voeding

Een bruine rat die genoeg heeft gegeten, laat de rest van het voedsel liggen. Hij is dus geen verzamelaar. Wel brengt hij het voedsel naar een geschikte plek om het voer in alle rust te kunnen verorberen. Veldwaarnemingen tonen echter aan dat ratten die het laagst in rang zijn soms een voedselvoorraad aanleggen. Het menu van de bruine rat is zeer gevarieerd, van zaaigoed (graan), ook op het veld, tot etensresten, als het maar eiwit- en zetmeelrijk is. Ook aas heeft zijn belangstelling, net als kleine zoogdieren, vogels, vogeleieren, kikkers, larven. Zijn menu is schier eindeloos lang. De rat eet dagelijks ongeveer een derde van zijn lichaamsgewicht.

Voortplanting

Bruine rat
(Rattus norvegicus)
Van baltsgedrag lijkt geen sprake bij bruine ratten, evenmin vormen ze duurzame paartjes. Het vrouwtje kan al na elf weken jongen krijgen. De zorg voor de jongen ligt geheel bij het vrouwtje. De rattennesten bevinden zich doorgaans in een hol onder de grond en zijn gemaakt van stro, bladeren en ander biologisch materiaal, maar bijvoorbeeld ook lorren. Een worp bestaat uit zes tot elf jongen na een draagtijd van ongeveer 22 dagen. De blinde jongen komen volkomen hulpeloos ter wereld en worden gedurende ongeveer drie weken gezoogd. Zodra de jongen na drie weken het nest verlaten, kan het vrouwtje weer paren, tot wel 4 maal per jaar. Het ligt voor de hand dat een rattenkolonie op die manier zeer snel groeit.

Bruine rat en de pest

De rattenvlo, ook wel pestvlo (Xenopsylla cheopsis) genoemd, werd in de 14de eeuw overgebracht door de zwarte rat. Er vielen in die periode 25 miljoen doden te betreuren. Toen de bruine rat zich in Europa ging vestigen, verdrong hij de zwarte rat dankzij zijn betere aanpassingsvermogen en omdat de bruine rat beter bestand was tegen een kouder klimaat. Dat is een van de redenen waarom de opmars van de pest destijds voor een groot deel tot staan werd gebracht: de vlooien van de zwarte rat brachten immers de pest voort. Niettemin is de als onuitroeibaar beschouwde bruine rat eveneens een geduchte ztekteoverbrenger, waaronder de pest (rattenvlo), de ziekte van Weil en het hantavirus.

Bestrijding en verspreiding

Verspreiding bruine rat
(Rattus norvegicus)
Bruine ratten worden als een plaag beschouwd. Ze brengen ziekten over, waaronder salmonella-soorten en veel andere aandoeningen. Hij komt als cultuurvolger letterlijk overal ter wereld voor, met uitzondering van de poolgebieden. Eeuwenlang heeft men hem bestreden, maar dankzij de fenomenale voortplantingsgraad, en natuurlijk zijn imago als alleseter, is die bestrijding nooit heel effectief geweest. Temeer doordat de bruine rat zeer snel resistent is tegen zelfs het meest dodelijke rattengif.

Belangrijke kenmerken van de bruine rat (Rattus norvegicus)

  • Lengte: tot 30 cm (zonder staart).
  • Lengte staart: tot 23-24 cm.
  • Gewicht: 150-600 gram. Het mannetje is iets zwaarder dan het vrouwtje.
  • Geslachtsrijp: ca. 11 weken.
  • Paarperiode: alle seizoenen.
  • Draagtijd: tot 24 dagen
  • Worp: 5-11 jongen, tot 4 worpen jaarlijks.
  • Gedrag: familieverband, nachtdier.
  • Geluid: knorren, krijsen, piepen en blazen.
  • Voedsel: alleseter.
  • Levensverwachting: 3-5 jaar.

Lees verder
De hazelmuis - acrobaat onder de muizen
De mol - een plaaggeest van tuiniers
Karakteristieke kenmerken van zoogdieren
Coyote - de prairiewolf van Noord-Amerika


Bronvermelding

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: Bruine rat (Rattus norvegicus); Dunpharlain, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons
. Olbertz, CC BY-SA 3.0 <http://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/>, via Wikimedia Commons
. Zeynel Cebeci, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons
. Cephas, CC0, via Wikimedia Commons
. National Park Service, Public domain, via Wikimedia Commons
. User:Chipmunkdavis, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons

20 november 2023

Karakteristieke kenmerken van insecten

De krioelende wereld van de insecten vindt grotendeels buiten het zicht van de mens plaats. Hoewel het de grootste ‘groep’ uit de dierenwereld is, zien we slechts een zeer klein deel van hun wel en wee. Insecten en spinnen observeren blijft meestal beperkt tot de mooie vlucht van een vlinder, een mug die op het punt staat om te steken of een schrikreactie bij het zien van een grote, zwarte huisspin. Insecten hebben karakteristieke kenmerken waarmee ze zich onderscheiden van bijvoorbeeld spinnen. Welkom in de wondere wereld van de insecten.


Inhoud

* Wat is een insect?
    * Kop, borststuk en achterlijf
    * Poten
    * Vleugels
* Larven
* Insecten zijn niet gewerveld, maar hebben een chitinepantser
    * Beschermende functie
* Hoe vliegt een insect?
* Insecten leggen veel eitjes


Wat is een insect?

Misverstanden genoeg als het gaat om de taxonomie of indeling van de 'kleinste' wezentjes uit het dierenrijk. Niettemin zijn er een heleboel karakteristieke kenmerken die insecten onderscheiden van de rest.

Kop, borstuk en achterlijf

Honingbij
(Apis mellifera carnica)
Een zeer belangrijk kenmerk is dat een insect uit drie delen bestaat: de kop (cephalon), het borststuk (thorax) en het achterlijf (abdomen). Overigens is het woord insect afgeleid van het Griekse insektum, dat ‘drie delen’ betekent. Diertjes die niet uit de drie genoemde delen zijn opgebouwd, zijn ingedeeld in een andere diergroep. Zoals spinnen die uit een kopborststuk en een achterlijf bestaan, uit twee delen dus.

Poten

Het bekendste kenmerk is natuurlijk dat insecten zes poten (drie paar) hebben, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de spin die acht poten heeft. Bij insecten scharnieren de poten bovendien altijd aan het borststuk.

Vleugels

Het derde karakteristieke kenmerk van insecten bevat nogal wat uitzonderingen. In het algemeen mag men stellen dat insecten twee paar vleugels hebben, bevestigd aan het chitinepantser van het borststuk. De familie van de tweevleugeligen heeft echter slechts twee vleugels. Voorbeelden daarvan zijn de muggen en vliegen. Om het nog ingewikkelder te maken zijn er insecten die geen vleugels hebben, of alleen in een bepaalde fase van hun leven. Torren en kevers zijn eveneens insecten, maar hun voorste paar vleugels is geëvolueerd tot een chinitepantser. Het andere paar vleugels bevindt zich opgevouwen onder dat pantser. Een bekend voorbeeld daarvan is het lieveheersbeestje vlak voordat het het luchtruim kiest, waarbij het chitinepantser openklapt en de vleugels tevoorschijn komen.

Larven

Larven lijken totaal niet op de volwassen insecten. Een voorbeeld daarvan is de rups van een vlinder. Na het verpoppen komt de vlinder eruit, ontvouwt zijn vleugels en begint aan zijn wonderlijke vlucht. Daarnaast is de vlinder een schoolvoorbeeld van een insect, met zes poten, de kop, het borststuk - met de vier vleugels - en het achterlijf.

Insecten zijn niet gewerveld, maar hebben een chitinepantser

Een insect heeft geen botjes, laten we dat voorop stellen. Ze zijn dus niet gewerveld. De spieren en interne organen van insecten zijn wel omringd door een soort pantserachtig geraamte (exoskelet), opgebouwd uit een hoornachtige stof, ook wel chitine genoemd. Chitine is een polysacharide, vergelijkbaar met cellulose. Het is de bouwstof van onder andere het exoskelet van insecten en spinnen. Het vormt een soort koker dat het uitwendige lichaam vormt. Een van de bekendste voorbeelden is de garnaal. Tijdens het pellen wordt het chitinepantser eraf gehaald en blijft een weke massa (spieren en organen) over.

Beschermende functie

Het omhulsel van chitine beschermt het insect tegen vijanden, maar ook tegen uitdroging en alle andere weersinvloeden. Als dat al niet afschrikwekkend genoeg is, heeft het insect nog andere methoden om vijanden van het lijf te houden, in zoverre dat mogelijk is, zoals prikkende of irriterende al dan niet giftige stoffen. Voorbeelden daarvan zijn de wesp, de mug en de mier. Ook schutkleuren dienen dat doel, zoals bij vlinders en bidsprinkhanen.

Hoe vliegt een insect?

Europese bidsprinkhaan
(Mantis religiosa)
Insecten kunnen goed vliegen, althans de meeste. Ze maken daarbij gebruik van een totaal ander ‘vliegsysteem’ dan de vogels, alleen het resultaat is hetzelfde. Van verwantschap is in dat opzicht dan ook geen sprake. Bij vogels zijn de vliegspieren middels gewrichtjes bevestigd aan het borstbeen en de schoudergordel. Insecten daarentegen hebben geen gewrichten. Hun vleugels zijn feitelijk uitgroeisels van het chitinepantser van het borststuk. Wel zijn hun vleugels voorzien van bloedvaatjes. Aldus zorgt elke beweging van het pantser ervoor dat de vleugels wel moeten meebewegen. Zodra de dwarse spieren van het insect samentrekken, komt het chitinepantser van het borststuk omhoog en wordt ovaler, waardoor de vleugels omlaag bewegen. Wanneer de spieren tussen de rug- en buikzijde samentrekken, krijgt het borststuk een andere vorm. Het wordt dan breder en platter. Hoe sneller het insect deze bewegingen maakt, hoe sneller de vleugelslag wordt. Op die wijze kan het insect ook van richting veranderen of zelfs stilhangen in de lucht, zoals libellen waaronder de watersnuffel.

Insecten leggen veel eitjes

Een insect, ongeacht welke soort, heeft veel natuurlijke vijanden. Om ervoor te zorgen dat er altijd nakroost is, leggen insecten vaak enorme aantallen eitjes, aangezien de meeste bij voorbaat verorberd worden door andere insecten of vogels. Ook grote aantallen rupsen en larven moeten eraan geloven en vallen vroegtijdig ten prooi voordat ze zijn uitgegroeid tot volwassen insecten.

Lees verder
Boktorren hebben een slecht imago
Spinnen zijn geen insecten
De vraatzuchtige coloradokever
De gloed van de glimworm (Lampyris noctiluca)
De bekoorlijke watersnuffel (Enallagma cyathigerum)


Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: Bugboy52.40, CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons
. Richard Bartz, Munich Makro Freak & Beemaster Hubert Seibring, Munich which gave me advice and a protection suite ;) My dog cashed 6 bee-sticks on the nose, i cashed 4., CC BY-SA 2.5 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/2.5>, via Wikimedia Commons
. The Explaner, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons

15 november 2023

Bladluizen en mieren hebben elkaar nodig

Bladluizen zijn schadelijk en doorgaans opvallend aanwezig in tuinen en op akkers. De schade die deze insecten aanrichten is vaak groot. Iedereen wil er dus van af. Ook kunnen bladluizen ziekten overbrengen. En ze vermeerderen zich razendsnel. Hun voortplantingsstrategie is dan ook zeer efficiënt. De eitjes van bladluizen kunnen de strengste winters aan. Bladluizen zitten meestal op de groeipunten van planten, zoals jonge bladstengels. Ze bevatten immers de meeste voedingsstoffen. Verwant aan de cicaden en wantsen zijn er ongeveer 4000 soorten bladluizen bekend. Sommige soorten leven in symbiose met de bladluis. De bekendste is de zwarte wegmier. Het bijzondere eraan is dat deze mieren bladluizen houden als melkkoeien om aan de honingdauw te komen. Zowel de mier als de bladluis is ermee gebaat.

Inhoud

* Taxonomische indeling van de bladluis
    * Soorten bladluizen
    * Natuurlijke vijanden
* Voedsel van de bladluis
    * Suiker en eiwit
* Schade aan gewassen
    * Vieze auto's
* De zwarte wegmier en de bladluis - een speciale band
* Voedsel
* Honingdauw en de zwarte wegmier
    * Symbiose

Taxonomische indeling van de bladluis

De bladluis behoort tot de klasse van de Insecta (insecten), de orde van de Hemiptera (snavelinsecten ofwel halfvleugeligen) en een aantal superfamilies, waaronder de Aphidoidea. Er zijn 12 families. Van de vele geslachten zijn ongeveer 4000 soorten beschreven. Enkele honderden soorten komen in West-Europa voor, waarvan een aantal in Nederland en België. Bladluizen zijn verwant aan de cicade en de wants, waaronder de beruchte bedwants.

Soorten bladluizen

Bladluizen
Van de talrijke soorten bladluizen zijn er een aantal die in de Nederlandse moestuinen, bloemperken maar ook op akkers en in boomgaarden soms een ware kaalslag aanrichten. Bladluizen komen in veel kleuren voor, waaronder zwart, wit, groen en rood. Enkele veelvoorkomende soorten zijn de zwarte bonenluis (Aphis fabea), de gelige koolluis (Brevicoryne brassicae), de zwarte kersenluis (Myzus cerasi) en de gewone rozenluis (Macrosiphum rosze).

Natuurlijke vijanden

Bladluizen worden ongeveer 2 tot 3 mm lang, sommige soorten tot 7 mm. Naast de hobbyisten (moestuinen) kunnen ook akkerbouwers en tuinders veel last krijgen van bladluis. Vaak zonder veel succes probeert men ze te bestrijden met chemische en biologische bestrijdingsmiddelen. Bekende natuurlijke vijanden van de bladluis zijn de lieveheersbeestjes, graafwespen, zweefvliegjes, gaasvliegen en oorwormen. Sommige insecten zijn dol op de door bladluizen afgescheiden honingdauw. Voorbeelden daarvan zijn de honingbij en mieren, waaronder de zwarte wegmier (Lasius niger). Sterker nog, honingdauw vormt een van de belangrijkste voedingsbronnen van deze mierensoort. Sluipwespen parasiteren vaak op de bladluis en zetten de eitjes af in de bladluis. Zodra de larven uit de eitjes komen, eten ze de bladluis van binnenuit op en laten slechts een leeg schilletje over.

Voedsel van de bladluis

De monddelen (zuigsnuit) van bladluizen zijn voorzien van een soort 'injectienaald' (stilet). Met deze stilet steken ze in de plant en zuigen ze het sap op. In tegenstelling tot de wantsen, waaraan de bladluis verwant is, voeden deze insecten zich alleen met zoete plantensappen. De stilet is omringd door een schede en voorzien van kanaaltjes waarmee de bladluis enerzijds speeksel inspuit en anderzijds het plantensap opzuigt. Het speeksel is bedoeld om het sap vloeibaar te houden. Dankzij onder andere de vloeistofdruk in de plant belandt het sap via de stilet in de maag van de bladluis.

Suiker en eiwit

Bladluis
Bladluizen hebben veel eiwit nodig, onder andere voor het afzetten van de eitjes. Plantensap bevat echter meer koolhydraten (suikers) dan eiwit. Dat is de reden waarom de bladluis veel sap moet opzuigen om aan de benodigde eiwitten te komen. De overtollige suiker scheidt de bladluis af als een dikke siroop, ofwel honigdauw. En dat is nou precies waar de zwarte wegmier voortdurend naar op zoek is. Dit is makkelijk vast te stellen voor degenen die de moeite nemen om de luizen en mieren van dichtbij te observeren hoe ze op plantenstengels en bladeren bezig zijn. De bladluis en de zwarte wegmier leven dan ook in symbiose.

Schade aan gewassen

Tijdens het injecteren van speeksel – met behulp van de stilet – worden ook plantencellen aangeprikt en dringt de waterige vloeistof in de cellen. Op deze wijze wordt de plant in veel gevallen geïnfecteerd met virussen, tevens de belangrijkste oorzaak van de economische schade door bladluizen. De gevolgen van deze infectie zijn doorgaans eerder zichtbaar dan de aanwezigheid van de bladluis zelf. De blaadjes van het gewas, de bloem of de bloemknoppen verschrompelen, gaan krullen of er vormen zich gallen. Ook is er sprake van schade door kleurverandering, zoals gele vlekken, waarna de bladeren gaan vallen.

Vieze auto’s

Ook automobilisten kunnen last krijgen van bladluis, maar alleen als ze hun voertuig onder bomen parkeren. Een bladluizenplaag zorgt voor een hoge productie van honingdauw, die van de bomen en struiken druipt en de geparkeerde auto’s plakkerig maakt. Honingdauw is vaak moeilijk van de lak te verwijderen.

De zwarte wegmier en de bladluis - een speciale band

De zwarte wegmier (Lasius niger) is 's zomers alomtegenwoordig. Niet alleen in de tuin en onder het terras, maar ook dicht bij de woning, zoals bij gevels en funderingen. De zwarte wegmier is zwart tot zwartbruin en wordt 3 tot 5 mm lang. Het nest bestaat uit een labyrint van ondergrondse gangen en tunnels, waar honderdduizenden mieren kunnen huizen.

Voedsel

Bladluizen
Zwarte wegmieren hebben een uitgebreid menu. Niet alleen hebben ze het voorzien op insecten, zoals vliegen, kevers, pissebedden en oorwormen... maar ook en vooral op honingdauw. Verkenners van de wegmier zijn vaak in huis te vinden. De kolonie is immers altijd op zoek naar zoetigheid, van broodkruimels tot de jampot. Ook in de tuin is de zwarte wegmier doorgaans goed vertegenwoordigd. De bladluis voorziet wat dat betreft in een dringende behoefte. Dat is een van de redenen waarom een tuin met veel bladluis doorgaans ook veel nesten van zwarte wegmieren bevat. Voor deze mierensoort is honingdauw een van de belangrijkste voedingsbronnen.

Honingdauw en de zwarte wegmier

Bladluizen scheiden honingdauw af, een soort suikerwater. Zwarte wegmieren zijn er dol op. Vaak leggen ze 'grote' afstanden af om maar bij hun lekkernij te komen. Geen bloem, struik of boom is hen te hoog. Het bemachtigen van de 'nectar' heeft een zeer hoge prioriteit. Zodra ze een bladluis te pakken hebben, 'melken' ze de luis. Met hun voelsprieten betasten en bekloppen ze het insect tot de bladluis honingdauw afscheidt. Daarnaast nemen de mieren bladluizen mee naar hun ondergrondse nest en verzorgen ze in speciale kamers. De bladluizen worden er vertroeteld met plantenwortels, en ze worden voortdurend gemolken.

Symbiose

In hun ijver wordt met behulp van mierenspeeksel een soort omheining gemaakt rondom plantenstengels waarna de mieren de bladluizen bijeendrijven, als koeien in een wei. Zelfs nemen de zwarte wegmieren de eitjes van de bladluis mee naar hun nest om ze te laten overwinteren, eveneens in speciale kamers. In de lente brengen ze de eitjes naar de planten waar ze uit kunnen komen. Kortom, deze mierensoort neemt de bladluis in bescherming en gaat daar heel ver in. Dat alles om maar voorzien te blijven van honingdauw. Het betreft een symbiose: de mier krijgt de broodnodige honingdauw en de bladluis weet zich beschermd tegen natuurlijke vijanden. De mieren houden immers de lieveheersbeestjes en andere insecten uit de buurt van de bladluizen.

Lees verder
Veldsprinkhanen - kenmerken, leefwijze, voortplanting
De vraatzuchtige coloradokever
Karakteristieke kenmerken van insecten
De gloed van de glimworm (Lampyris noctiluca)
Boktorren hebben een slecht imago


Bronvermelding
. https://www.roodmetzwartestippen.nl/webshop/natuurlijke-vijanden/tegen-bladluis/algemene-informatie-bladluis/
. https://www.biogroei.be/kenniscentrum/wat-zijn-bladluizen
. https://www.duurzaamthuis.nl/bladluis-bestrijden-op-planten
. https://www.ad.nl/wonen/simpele-manieren-om-bladluis-te-bestrijden~a5120c22/
. https://nl.wikipedia.org/wiki/Bladluizen

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: Bladluis; Sanjay Acharya,(CC BY-SA-3.0
Andreas Eichler, (CC BY-SA-3.0)
Liège, (Publiek domein)
.Onbekend, (CC BY-SA-3.0)

10 november 2023

Urdhva dandasana - kort samengevat

Urdhva dandasana is een hoofdstand en betekent ‘opwaartse stokhouding’. Deze yogahouding maakt deel uit van de klassieke hoofdstand (salamba sirsasana). De buikspieren krijgen een gedegen training. Echt een yogaoefening om de dag mee te beginnen, want urdhva dandasana geeft u uw energie terug. In de orthodoxe yoga wordt deze houding gebruikt om de chakra’s te stimuleren, met name de voorhoofdchakra (Ajna-chakra) en kruinchakra (Sahasrara-chakra).



Inhoud

* Achtergrond van urdhva dandasana (opwaartse stokhouding)
* Technische aspecten
* Let op het volgende
    * Kruin
* Voordelen
* Therapeutische toepassingen

Achtergrond van urdhva dandasana (opwaartse stokhouding)

Urdhva betekent ‘opwaarts’. Danda wil zeggen ‘staf’ of ‘stok’. Het Sanskriet-woord asana betekent ‘(zit)houding’. Urdhva dandasana is een voorbereidende houding op de klassieke hoofdstand (salamba sirsasana), maar kan ook als een aparte yogahouding worden beoefend.

Technische aspecten

Urdhva dandasana
(opwaartse stokhouding)
Urdhva dandasana is een beginnershouding uit hatha-yoga voor degenen die de klassieke hoofdstand nog niet beheersen. Oefen eventueel met de rug tegen een muur, dat geeft steun en in het begin meer zelfvertrouwen.
  1. De eerste fase van deze yogahouding bestaat uit de kruiphouding op een deken of yogamat.
  2. Buig vanuit de kruiphouding naar voren en vouw de handen. Plaats het achterhoofd in de kom van de handen. Alleen de kruin rust op de vloer. Het lichaamsgewicht rust straks op de kruin en de onderarmen (schouderbreedte), die samen een driehoek vormen.
  3. Recht nu de rug tot de romp verticaal op het hoofd staat.
  4. Strek de benen. Zorg ervoor dat de voetzolen plat op de vloer rusten en de romp in de verticale stand blijft.
  5. Zet u af met de tenen. Het bovenlichaam helt nu iets naar achteren voor de juiste balans. In de beginfase is het dus nuttig om bij een muur te oefenen. U voorkomt daarmee dat u omvalt.
  6. Probeer de gestrekte benen horizontaal te houden, in een hoek van negentig graden met het bovenlichaam (zo verticaal mogelijk).
  7. Blijf enkele minuten of naargelang uw uithoudingsvermogen in urdhva dandasana. Blijf rustig doorademen.
  8. Kom terug in de kruiphouding.
  9. Rust uit in savasana (lijkhouding).

Let op het volgende

Voor alle beginners is het belangrijk om bij een muur te oefenen. Later hebt u genoeg zelfvertrouwen en kunt u deze asana midden in de kamer doen. Ook dan weet u perfect uw balans te behouden. Houd het bekken recht (niet kantelen). Dat geldt ook voor de rug. De onderarmen blijven tijdens de hele oefening op schouderbreedte en vormen met het hoofd een driehoek. Als u last krijgt van bloedstuwing of rug- en nekpijn, dan is dat waarschijnlijk te wijten aan de verkeerde beoefening van urdhva dandasana. Om zeker te zijn is het wellicht beter om in de beginfase onder begeleiding van een yogaleraar te oefenen.

Kruin

Denk eraan dat het lichaamsgewicht alleen op de kruin rust, houd het hoofd dus niet schuin naar voren of naar achteren. Mijd deze yogahouding tijdens de zwangerschap, bij hartproblemen of hoge bloeddruk. Ook bij hoofdpijn, nekklachten en rugpijn is deze oefening niet geschikt.

Voordelen

Volgens de yogahandboeken heeft de rustgevende urdhva dandasana dankzij de ‘omgekeerde zwaartekracht’ een verjongend effect op de hersenen, zoals alle hoofdstanden. Hernieuwde vitaliteit is daar een direct gevolg van, naast een corrigerende uitwerking op het slaappatroon, waardoor chronische vermoeidheid mogelijk tot het verleden behoort. Ook zijn er positieve effecten op de schildklierfunctie, de epifyse en de hypofyse. In kundalini-yoga wordt deze yogaoefening gebruikt om de voorhoofdchakra (Ajna-chakra) en kruinchakra (Sahasrara-chakra) te stimuleren. 

Therapeutische toepassingen

Urdhva dandasana (opwaartse stokhouding) wordt als ondersteunende therapie ingezet bij onder andere de volgende klachten en aandoeningen:
  • verslapte buikspieren;
  • stress;
  • verminderde vitaliteit;
  • slapeloosheid;
  • slecht geheugen;
  • onrust;
  • stofwisselingsproblemen;
  • chronische vermoeidheid;
  • spijsverteringsklachten;
  • spierafbraak van biceps en triceps.

Lees verder
> Mukta hasta sirsasana (bevrijdende hoofdstand)
Salamba sirsasana III (hoofdstand)
Eka pada viparita dandasana II
Eka pada galavasana - kort samengevat
Hatha-yoga - een korte uitleg


Bronvermelding
. 'Light on Yoga', B.K.S. Iyengar, George Allen & Unwin, London
. 'Yoga', Sophy Hoare, Macdonald Educational Ltd.
. Gheranda Samhita, Srisa Chandra Vasu, Ankh-Hermes, Deventer

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: urdhva dandasaa (opwaartse stokhouding); Joseph RENGER, CC BY-SA 3.0 <http://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/>, via Wikimedia Commons
. Joseph RENGER, CC BY-SA 3.0 <http://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/>, via Wikimedia Commons