A5A0C56B5243F86D4E229DD720350EA2 9ad20deef62a4765b51ec572bdd5abdd

25 juli 2024

Pijn - soorten pijn en pijnbeleving

Pijn. Iedereen weet wat dat is. Niemand uitgezonderd. Het is een onaangenaam gevoel als gevolg van ziekte of bijvoorbeeld een verwonding. Plotselinge, heftige pijn is altijd een ‘alarmsignaal’, het gevolg van weefselbeschadiging of een abnormale functie van een van de organen, zoals het hart. Pijn is ook subjectief (hoge of lage pijndrempel) en hangt van de situatie af. Mensen bij wie het leven in het geding is, voelen vaak helemaal geen pijn. Afleiding vermindert doorgaans de (chronische) pijnbeleving. Er zijn verschillende soorten pijn.

Inhoud

* Wat is pijn?
* Het lichaam maakt zelf een pijnstiller
* Hoe ontstaat pijn?
    * Veel en weinig pijnreceptoren
* Soorten pijn
    * 1. Kloppende pijn
    * 2. Zeurende of stekende pijn
    * 3. Koliekachtige pijn
    * 4. Postherpetische pijn en fantoompijn
* Plaats van de pijn
* Symptomen bij heftige en chronische pijn
* Behandeling van pijn
    * Medicijnen
    * Fysiotherapie

Wat is pijn?

Fysieke pijn kan men definiëren als een lichaamsreactie op een ziekteproces of een verwonding, die beide leiden tot weefselbeschadiging. Het is sowieso een waarschuwingssignaal, wat met name geldt voor acute, heftige pijn. Chronische pijn is wat betreft de nuttige functie ervan minder duidelijk. De heftigheid van pijn, en de aard ervan, hangt voor een deel van de oorzaak af. Een verstuikte enkel kan bijvoorbeeld meer pijn doen dan geweldpleging. De pijnbeleving is kortom afhankelijk van de stemming en niet te vergeten de persoonlijkheid. Wie angstig, verdrietig of erg zorgelijk is, ervaart (chronische) pijn doorgaans als vervelender en heftiger.

Het lichaam maakt zelf een pijnstiller

Buikpijn
Endorfinen lijken op morfine. Het zijn lichaamseigen stoffen die gemaakt worden in de hersenen (hypofyse en hypothalamus), maar ook in het ruggenmerg. Ze worden aangemaakt als reactie op pijn. Ze dempen de pijnbeleving en kunnen zelfs voor een euforisch gevoel zorgen. Noem het een natuurlijke pijnstiller. Endorfinen werken echter maar kort en hebben weinig tot geen invloed op chronische pijn.

Hoe ontstaat pijn?

Stoornissen in het functioneren van organen en weefselbeschadigingen wekken chemische signalen op die opgevangen worden door specifieke zenuwuiteinden, ofwel de pijnreceptoren. Via het ruggenmerg worden deze signalen doorgestuurd naar de hersenen. Eenmaal in de hersenen zorgen deze prikkels voor een gewaarwording van pijn. Of en in welke mate men deze pijnprikkel ervaart, hangt sterk af van de situatie en andere factoren. Daar komt bij dat tijdens dit proces er prostaglandinen worden gevormd in het beschadigde weefsel, wat leidt tot een ontstekingsreactie en zwelling (oedeem). Prostaglandinen zijn hormoonachtige stoffen die de pijnreceptoren nog meer prikkelen.

Veel en weinig pijnreceptoren

De huid is een goed voorbeeld van een orgaan dat veel pijnreceptoren bevat. Net als de tong, de ogen en andere gevoelige organen. De gevoeligheid ervan heeft rechtstreeks te maken met het aantal pijnreceptoren. Inwendige organen bevatten relatief minder pijnreceptoren. De hersenen bevatten er helemaal geen.

Soorten pijn

Men kan verschillende onderverdelingen maken wat betreft soorten fysieke pijn. De aard en beleving van pijn duidt in veel gevallen ook op een inwendig ziekteproces. Wat betreft de soorten pijn kan men grofweg vier onderverdelingen maken.

1. Kloppende pijn

Dit heeft meestal te maken met de toegenomen bloedtoevoer naar de aangedane plaats. De bloedvaten verwijden zich dan. Voorbeelden daarvan zijn erge hoofdpijn (migraine) en een verwonding.

2. Zeurende of stekende pijn

Nekpijn
Deze pijnsoort wordt in de meeste gevallen veroorzaakt door druk op of irritatie van een zenuwuiteinde. Zoals bij ischias. Ook de ischemische pijn als gevolg van cardiaal zuurstoftekort, zoals bij angina pectoris en een dreigend hartinfarct, vallen hieronder.

3. Koliekachtige pijn

Doorgaans veroorzaakt door spierbewegingen van bijvoorbeeld de darmen en galwegen (in principe in alle holle organen).
   

4. Postherpetische pijn en fantoompijn

Dit zijn bijzondere vormen van pijn. In het eerste geval ontstaat de pijn onder andere na gordelroos op de betreffende plaats. Fantoompijn is pijn die gevoeld wordt na amputatie van bijvoorbeeld een vinger, arm of been.

Plaats van de pijn

De plaats is een belangrijke indicatie waar de pijn is ontstaan en welk orgaan of weefsel is aangedaan. Daar staat tegenover dat overlappende zenuwbanen onduidelijkheid kunnen scheppen. In die gevallen voelt de patiënt pijn op een plaats die niet op de oorsprong van de pijn duidt. Voorbeelden daarvan is kiespijn die gevoeld wordt als oorpijn, en hartklachten die gevoeld worden in de linkerarm. Men noemt dat ook wel weerpijn.

Symptomen bij heftige en chronische pijn

Acute, felle pijn heeft vaak typische verschijnselen, zoals transpireren, misselijkheid, verwijde pupillen, bleekheid en een snelle pols. Pijn met een chronisch karakter duurt soms weken of maanden. Dit trekt vaak een zware wissel op het gestel met symptomen als gewichtsafname, vermoeidheid, slapeloosheid en gebrek aan eetlust.

Behandeling van pijn

Het spreekt vanzelf dat de behandeling van de onderliggende oorzaak de beste remedie is tegen pijn. Bij sportblessures ligt de behandeling voor de hand, zoals een knieband bij meniscusklachten en het intapen van een verzwikte enkel. Een abces bij een steenpuist kan al dan niet doorgeprikt worden om de pijn te verlichten. In veel gevallen kan de onderliggende oorzaak niet gericht behandeld worden, zoals bij reuma en artrose. Pijnverlichting is dan het devies, zoals met medicijnen en fysiotherapie. Kortom, de oorzaak, ernst en de soort pijn bepalen altijd de behandeling. Stress door pijn en de persoonlijke pijnbeleving zijn bovendien bijkomende factoren.

Medicijnen

Pijnstillers
In veel gevallen komt men met paracetamol uit, zoals bij (gewone) hoofdpijn. Aangezien pijn voor een deel wordt veroorzaakt door de genoemde prostaglandinen, werken NSAID’s (diclofenac, ibuprofen) in die gevallen goed, aangezien deze middelen de aanmaak van deze hormoonachtige stoffen remmen. Opiaten en opioïden, zoals codeïne, fentanyl, tramadol en celecoxib, hebben rechtstreeks effect op de hersenen en remmen dus de gewaarwording van pijn, zoals bij heftige post-operatieve pijn en pijn bij kanker. Bij kortdurend gebruik is het gewenningsrisico gering. En bij terminale patiënten is die vraag uiteraard niet aan de orde. Daarnaast zijn er de plaatselijke verdovingsmiddelen, via een injectie, sprays en gels. Anti-epileptica worden vaak ingezet bij aangezichtspijn en andere zenuwaandoeningen. Bij de overdracht van zenuwimpulsen die pijn veroorzaken worden soms ook antidepressiva en anticonvulsiva voorgeschreven.

Fysiotherapie

Fysiotherapie beschikt over een breed scala aan behandelingsmethoden, zoals warme en koude kompressen, waarbij de bloedstroom naar het aangedane lichaamsdeel wordt veranderd en/of andere zenuweinden worden gestimuleerd wat de pijn blokkeert. Ook een warme douche doet vaak wonderen. Bij langdurige pijnklachten kan de fysiotherapeut eveneens een belangrijke rol spelen, waardoor men bijvoorbeeld bij gewrichtspijn beter kan bewegen, actiever wordt. Met behulp van oefeningen die men thuis kan doen, vermindert de pijn en heeft het minder invloed op het dagelijks leven. Bij heftige pijn wordt ook wel TENS gebruikt (Transcutaneous electrical nerve stimulation). Het kan soelaas bieden bij langdurige, felle pijn, zoals bij beschadiging van het zenuwweefsel. In het kort komt het erop neer dat elektroden op de huid worden geplaatst en een draagbaar apparaatje elektrische impulsen genereert, waarbij de sterkte ervan wordt opgevoerd tot de pijn afneemt.

Lees verder
Zijn NSAID's gevaarlijk?
Celecoxib - pijnstiller bij artrose en reumatoïde artritis
Wat is het verschil tussen opioïden en niet-opioïde pijnstillers?
> Eerste bezoek aan de huisarts - anamnese en onderzoek
Bloedonderzoek - doel, methoden en werkwijze


Bronvermelding

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: Qwertyxp2000, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons
. Pixabay, CC0, via Wikimedia Commons
. Injurymap, CC BY 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/4.0>, via Wikimedia Commons
. BuhaM, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons

17 juli 2024

Het vogelbekdier - een eierleggend zoogdier

Het vogelbekdier is zo groot als een konijn en legt eieren. Dat is op zich merkwaardig omdat het een zoogdier betreft, dat in principe levendbarend is. De Engelse naam voor dit dier is duckbill. De vorm van de neus lijkt dan ook precies op een eendensnavel. Het vogelbekdier komt alleen in Australië en op Tasmanië voor en leeft in traag stromende rivieren, waar hij ook zijn voedsel zoekt. Zijn hol is te vinden in de oevers. Het legsel bestaat uit een tot drie witte eieren - zo groot als een knikker - die in een aparte kamer van het oeverhol worden bebroed. Het kroost wordt gezoogd, zoals alle andere jonge zoogdieren.

Inhoud

* Taxonomische indeling van het vogelbekdier (Ornithorhynchus anatinus)
* Kenmerken van het vogelbekdier
    * Snavel
    * Vacht
    * Voorpoten en achterpoten
    * Gifspoor
* Wat maakt het vogelbekdier zo anders?
* Leefwijze
* Voedsel en jacht
* Natuurlijke vijanden en verdediging
* Voortplanting
* Verspreiding en soortbehoud
* Belangrijke kenmerken van het vogelbekdier (Ornithorhynchus anatinus)

Taxonomische indeling van het vogelbekdier (Ornithorhynchus anatinus)

Het vogelbekdier behoort tot het rijk van de Animalia (dieren), de stam van de Chordata (chordadieren), de klasse van de Mammalia (zoogdieren), de orde van de Monotremata (cloacadieren), de familie van de Ornithorhynchidae (vogelbekdieren), het geslacht Ornithorhynchus en de soort Ornithorhynchus anatinus. Het vogelbekdier is het laatst overgebleven lid van de familie van de vogelbekdieren. De oudste fossiele soorten zijn de Steropodon en Teinolophos. Met de vier soorten mierenegels maakt dit eierleggend zoogdier deel uit van de snaveldieren ofwel cloacadieren (Monotremata), een afsplitsing van de zoogdieren (Mammalia). Het vogelbekdier is een van van de oorspronkelijkste zoogdieren.

Kenmerken van het vogelbekdier

Vogelbekdier
(Ornithorhynchus anatinus)
Het mannetje is groter dan het vrouwtje. De lichaamstemperatuur is ca. 32 °C, wat erg laag is voor een zoogdier.

Snavel

De unieke snavel lijkt sterk op die van een eend en is zacht en soepel, bedekt met een onbehaarde, leerachtige huid. Dit zeer gevoelige tastorgaan van het vogelbekdier bevat naast de vele mechanoreceptoren ook ca. 40.000 elektroreceptoren aan de onderzijde van de snavel, waarmee spanningsvelden worden gedetecteerd van prooidieren zodra ze zich bewegen (spieractiviteit).

Vacht

De bruine tot zwarte pels van het vogelbekdier is dichtbehaard, glad en waterafstotend, lijkend op die van de mol. De buik heeft een veelal grijzig-zilveren kleur. De staart is relatief dunbehaard en aan de onderkant kaal. De oren (geen oorschelpen) zitten verborgen in de vacht.

Voorpoten en achterpoten

De voorpoten zijn breed en spreidbaar, voorzien van zwemvliezen tussen de tenen met klauwen. De achterpoten zijn minder krachtig, veel kleiner en deels voorzien van zwemvliezen.

Gifspoor

De gifspoor, een soort klauw aan de achterkant van de achterpoten, is hol. De gifklieren bevinden zich in de dijen. Voor de mens is het gif niet dodelijk, maar wel (chronisch) pijnlijk en sterk oedeemvormend. Alle dieren tot de grootte van een hond, zullen eraan bezwijken.

Wat maakt het vogelbekdier zo anders?

Vogelbekdier
(Ornithorhynchus anatinus)
Een van de belangrijkste kenmerken van het vogelbekdier is dat het een zoogdier betreft, maar toch eieren legt en het kroost vervolgens zoogt. Het dier is dus niet levendbarend, zoals ook de mierenegel. Het vrouwtje legt een tot drie dunschalige eieren met een diameter van enkele centimeters in de broedkamer van het oeverhol dat ze met haar scherpe klauwen graaft. Zodra de eieren zijn uitgekomen, veegt ze de jongen met haar roeispaanvormige staart voorzichtig naar zich toe om ze te zogen. Vogelbekdieren hebben zwemvliezen. De achterpoten zijn voorzien van holle klauwen met een gifklier. Toen eind 17de eeuw Australië gekoloniseerd werd door de Europeanen dacht men dat een of andere oplichter of dierenbeul het lichaam van een zoogdier bevestigd had aan een eendensnavel.

Leefwijze

Het amfibische vogelbekdier leeft in en bij het water in het rivieren- en merengebied in het oosten van Australië en op Tasmanië. Hij graaft zijn holen niet alleen in de zanderige oevers van deze wateren, maar kiest ook graag voor rotspleten en andere uithollingen. Het betreft loopgangen van wel vijftien meter lang. Deze uitstekende duikers en zwemmers zijn zeer territoriaal en verdedigen hun leefgebied met verve. De zwemvliezen tussen de tenen van het vogelbekdier gebruikt hij ook om te graven. Op het land loopt hij op de rug van de voorpoten (knokkels). Het vogelbekdier is solitair, maar het hele jaar actief, met name in de schemering en ’s nachts. Dit zoogdier is uitstekend aangepast aan elk klimaattype van zijn habitat. Men vindt hem zowel in en bij koude bergstromen als op de warme, tropische rivieroevers in de regenwouden.

Voedsel en jacht

Vogelbekdier
(Ornithorhynchus anatinus)
Al duikend en zwemmend zoekt het vogelbekdier naar kleine prooien, waaronder insectenlarven, rivierkreeftjes en slakken. Onder water sluit het dier zijn ogen, oren en neusgaten. Met zijn snavel spoort hij de prooi in de rivierbodem op, waarbij de weke en gevoelige snavel elektrische spanningen kan detecteren van andere waterdieren (spieractiviteit). Als een stofzuiger bewerkt hij de bodem, waarna de prooi samen met zand en plantenresten in de wangzakken wordt bewaard. Het vogelbekdier heeft geen tanden. Hij vermaalt zijn prooi tussen de ribbelige hoornplaten in zijn snavel. De plantenresten en kiezels spuugt hij uit. De foerageertochten onder water duren tussen de dertig seconden en een minuut.

Natuurlijke vijanden en verdediging

Dankzij de slanke, maar zeer sterke spiermassa kan het vogelbekdier van vorm veranderen en zich aldus door nauwe gedeelten of obstakels in de rivier wringen. Het is een van de methoden om aan zijn natuurlijke vijanden te ontkomen, zoals krokodillen maar ook de vos en de havik vinden het vogelbekdier niet te versmaden. Als het dier de kans krijgt, zal hij zijn belager met zijn klauwen verwonden. Bovendien heeft het mannetje aan de achterpoten een holle gifklauw verbonden met een gifklier in de dijen. Het gif is niet dodelijk voor mensen, maar wel voor dieren zo groot als een vos of hond.

Voortplanting

Vogelbekdier
(Ornithorhynchus anatinus)
De paartijd is tussen augustus en oktober. De hofmakerij bestaat eruit dat het paartje cirkelend en spiraalvormig om elkaar heen draait. Aan het einde van de tot wel twintig meter lange nesttunnel bevindt zich de broedkamer. Overigens is de nestgang veel langer dan de woongang. Ook in rotsachtige rivieroevers die diepe spleten vormen vindt de nestbouw plaats. Het nestmateriaal bestaat uit bladeren en gras. Het legsel wordt gevormd door 1 tot 3 knikkervormige eieren met een zachte schaal. Na een tot twee weken komen de jongen uit. Met de roeispaanvormige staart veegt het vrouwtje de jongen behoedzaam naar zich toe, richting de melkklieren. Na ongeveer vijf maanden verlaat het kroost het nest, maar wordt daarna nog een tijdje met melk gevoed.
 

Verspreiding en soortbehoud

Het vogelbekdier heeft een groot verspreidingsgebied in het oosten van Australië en op Tasmanië. Het dier is niet bedreigd, hoewel lokaal de aantallen afnemen als gevolg van droogte, kanalisaties, overstromingen. Het is een beschermd dier, er mag niet op gejaagd worden, aangezien het vogelbekdier gevoelig is voor veranderingen in de leefomgeving.

Belangrijkste kenmerken van het vogelbekdier (Orithorhynchus anatinus)

  • Lengte: kop-romplengte bij mannetjes: 44-60 cm; bij vrouwtjes 41-47 cm.  De staart is ongeveer 15 cm. De snavel is ruim 5 cm lang.
  • Gewicht: mannetje 1-2,4 kg; vrouwtje 0,8-1,6 kg.
  • Geslachtsrijp: na 1 jaar.
  • Paartijd: augustus-oktober, afhankelijk van de locatie van het leefgebied.
  • Broedduur: 1-3 weken.
  • Legsel: 1-3 eieren.
  • Leefwijze: solitair.
  • Voedsel: ongewervelde dieren.
  • Verwante soorten: het vogelbekdier is de enige soort uit de familie van de Ornithorhynchidae. Nauwe verwanten zijn de mierenegels (Tachyglossidae) in Australië en Nieuw-Guinea. Ze vormen de enige soorten in de orde van de Monotremata.

Lees verder
De onuitroeibare bruine rat
De hazelmuis - acrobaat onder de muizen
De mol - een plaaggeest van tuiniers
Karakteristieke kenmerken van zoogdieren
Eenvoudige indeling van het dierenrijk


Bronvermelding

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: Vogelbekdier (Ornithorhynchus anatinus); Peter Scheunis, CC BY 1.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/1.0>, via Wikimedia Commons
. Tim, CC BY 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/4.0>, via Wikimedia Commons
. Emőke Dénes, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons
. Klaus, CC BY-SA 2.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/2.0>, via Wikimedia Commons
. Cabrera, Angel, Public domain, via Wikimedia Commons
. Fernando Losada Rodríguez, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons

07 juli 2024

Baddha padmasana - kort samengevat

De lotushouding (padmasana) is een van de bekendste yogahoudingen. Badha padmasana is een van de varianten van deze asana. De ‘gebonden lotushouding’ wordt onder andere therapeutisch ingezet voor meer vitaliteit, maar ook om een verkeerde lichaamshouding te corrigeren. Daarnaast heeft baddha padmasana een stimulerende invloed op de zonnevlecht (manipura-chakra).




Inhoud

* Achtergrond van baddha padmasana (gebonden lotushouding)
* Technische aspecten
* Let op het volgende
* Voordelen van baddha padmasana
    * Therapeutische toepassingen 

Achtergrond van baddha padmasana (gebonden lotushouding)

Baddha betekent ‘gesloten’ of ‘gebonden’. Padma wil zeggen ‘lotusbloem’ en het Sanskriet-woord asana staat voor ‘(zit)houding’. Het is een klassieke asana uit hatha-yoga. In deze asana zit u in de lotushouding en kruist u de armen zodanig achter uw rug dat u met uw vingers bij de tenen kunt. Naast de vele gezondheidsvoordelen wordt baddha padmasana in de orthodoxe yoga ook als meditatiehouding gebruikt, en in kundalini-yoga voor het stimuleren van de chakra’s, met name de solar plexus (zonnevlecht ofwel manipura-chakra).

Technische aspecten

Baddha padmasana
Het spreekt vanzelf dat u bij het beoefenen van de klassieke baddha padmasana eerst de lotushouding (padmasana) moet beheersen. Voorkom blessures en forceer de armspieren niet. Volg het pad van de geleidelijkheid.
  1. Ga eerst in padmasana. Plaats de wreef van de rechtervoet op de linkerdij en de wreef van de linkervoet op de rechterdij.
  2. Adem uit en draai de linkerarm vanuit de schouder achter uw rug. Probeer zonder te forceren met uw linkerhand de linkervoet te grijpen, die dus op de rechterdij ligt. Hoe leniger u bent, hoe makkelijker dat gaat. Probeer alle tenen vast te grijpen, maar begin met de grote teen. Om bij de voet te komen is het belangrijk dat u de schouder zo ver mogelijk naar achteren strekt om achterwaarts de voet te kunnen grijpen. 
  3. Kruis nu de rechterarm achterwaarts over de linkerarm en probeer de grote teen van de rechtervoet beet te pakken. Oefening baart kunst.
  4. Adem rustig door in de volledige yoga-ademhaling.
  5. Blijf een tot enkele minuten in baddha padmasana.
  6. Kom in omgekeerde volgorde terug in padmasana (lotushouding). Voer de asana nu rechts uit. Wissel dus de voetplaatsing op de dijen, wat ook geldt voor de armkruising.
  7. Ontspan daarna in savasana (lijkhouding).

Let op het volgende

Voorkom blessures, forceer de spieren dus niet. Probeer tijdens elke oefening de schouders zo ver mogelijk naar achteren te strekken, zonder de voetplaatsing te veranderen. Uiteindelijk zult u zo lenig zijn dat u met uw handen de tenen kunt beetpakken. Bij alle rug- en gewrichtsklachten, zoals bij artrose, is het belangrijk dat u eerst medisch advies inwint en eventueel oefent onder leiding van een ervaren yogaleraar.

Voordelen van baddha padmasana

Baddha padmasana stimuleert de spijsvertering en masseert de buikorganen, waaronder de maag, lever, alvleesklier, milt en darmen. Obstipatie zal wellicht tot het verleden behoren. De asana is ook heel geschikt bij een stramme onderrug en lendenen. Onder andere een jarenlange verkeerde zithouding (kantoorwerk) kan een hyperkyfose (bochel) veroorzaken. Voor deze aandoening wordt baddha padmasana soms therapeutisch ingezet.

Therapeutische toepassingen

Baddha padmasana (gebonden lotushouding) wordt als ondersteunende therapie gebruikt bij onder andere de volgende klachten en aandoeningen:
  • slechte spijsvertering;
  • artritis;
  • stramme lendenen en onderrug;
  • chronische gastritis;
  • slechte lichaamshouding;
  • obstipatie;
  • winderigheid;
  • stijve gewrichten (o.a. schouders en heupen);
  • hyperkyfose;
  • gebrek aan vitaliteit;
  • gebrek aan mentale focus.

Lees verder
Hatha-yoga - een korte uitleg
Eenvoudige ontspanningsoefening tegen stress
Eka pada viparita dandasana I - kort samengevat
Vrksasana (boomhouding)
Vier gemakkelijke meditatiehoudingen


Bronvermelding
. Gheranda Samhita, Srisa Chandra Vasu, Uitgeverij Ankh-Hermes, Deventer
. 'Light on Yoga', B.K.S. Iyengar, George Allen & Unwin, Londen

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: baddha padmasana (gebonden lotushouding); Yogini Asha, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons
. Nicholas A. Tonelli from Pennsylvania, USA, CC BY 2.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/2.0>, via Wikimedia Commons