A5A0C56B5243F86D4E229DD720350EA2 9ad20deef62a4765b51ec572bdd5abdd

25 oktober 2024

Eenvoudige indeling van de zoogdieren

Alles is te vereenvoudigen, ook de enorme variëteit aan zoogdieren (mammalia). De meest eenvoudige is de onderverdeling in drie grote groepen: vleeseters (carnivoren), planteneters (herbivoren) en alleseters (omnivoren). Daarmee doet men de grote variëteit echter tekort. Wie zijn heil zoekt in de wetenschappelijke taxonomie van zoogdieren, ziet al gauw door de bomen het bos niet meer. Er is kortom behoefte aan een vereenvoudigde, maar toch min of meer complete indeling van de zoogdieren, waartoe ook de mens behoort.


Inhoud

* Verspreiding van de zoogdieren
* Taxonomische indeling van de zoogdieren (Mammalia)
    * Onderverdeling in drie groepen
* Vereenvoudigde indeling in 19 groepen

Verspreiding van de zoogdieren

Zoogdieren komen overal ter wereld voor, zowel op het land, onder de grond als in de zeeën en oceanen. Wel is het zo dat in bepaalde gebieden op de wereldkaart alleen bepaalde zoogdieren gedijen, zoals de kangoeroes in Australië en de komodovaraan op enkele Indonesische eilanden. De grootste geografische hindernissen wat betreft de verspreiding van zoogdieren worden gevormd door hoge bergketens - zoals de Himalaya - oceanen en zeeën, woestijnen en het klimaat. Met name het klimaat vergt een groot aanpassingsvermogen van zoogdieren.

Taxonomische indeling van de zoogdieren (Mammalia)

Zoogdieren (Mammalia)
Zoogdieren maken deel uit van het rijk van de Animalia (dieren), de stam van de Chordata (chordadieren), de onderstam van de Vertebrata (gewervelden), de superklasse van de Amniota, de clade van de Synapsida en de klasse van de Mammalia (zoogdieren). Dit is de wetenschappelijke indeling.

Onderverdeling in drie subklassen

Naast de indeling carnivoren (vleeseters), herbivoren (planteneters) en omnivoren (alleseters) zijn er nog veel meer indelingen mogelijk, zoals:

Hogere zoogdieren (Placentalia). De jongen komen in een ver ontwikkeld stadium op de wereld.

Buideldieren (Marsupialia). In tegenstelling tot de Placentalia komen de buideldieren in de embryonale fase ter wereld. Ze groeien dus in de buidel van de moeder.

Eierleggende zoogdieren (Monotremata). Ook wel snaveldieren genoemd. Er bestaan twee soorten: het vogelbekdier (Ornithorhynchus anatinus) en de mierenegel (Tachyglossidae). Deze zoogdieren leggen eieren en zogen de jongen wanneer ze uit het ei komen. Zuigen doen de jongen echter niet. Ze likken de melk rondom de melkklier op.

Vereenvoudigde indeling in 19 groepen

De bovenstaande uiteenzetting geeft nog geen goed beeld van de ongeveer 6500 soorten zoogdieren. De onderstaande lijst kan in dat opzicht soelaas bieden. Het biedt een goed overzicht van de soortenrijkdom, en elk zoogdier past in een van de genoemde groepen.

1. Eierleggende zoogdieren (Monotremata). Dit zijn de vogelbekdieren (ornithorhynchidae) en de mierenegels (Tachyglossidae). Ze worden ook wel cloacadieren genoemd. Ze leggen eieren, maar zogen de jongen wel.

2. Buideldieren (Marsupialia). Tot deze groep behoren onder andere de koalabeertjes, kangoeroes en buidelratten. In de huidplooi bevinden zich de tepels en volgroeien de jongen.

3. Insecteneters (Eulipotyphla). Insecteneters zijn voornamelijk nachtdieren. Het betreft een breed scala aan zoogdieren, waaronder mollen, spitsmuizen en egels. Ze leven ondergronds en bovengronds.

4. Vleermuizen (Chiroptera). Ze worden ook wel handvleugeligen genoemd. De huid strekt zich uit van de vingertoppen tot de achterpoten (vlieghuid). Ze kunnen aldus uitstekend vliegen. Er zijn ongeveer 1200 soorten.

5. Zweefvliegende zoogdieren (Cynocephalidae). Huidvliegers ofwel colugos. Ze doen denken aan eekhoorns. Er zijn twee soorten: de vliegende maki (Galeopterus variegatus) en de Filippijnse vliegende maki (Cynocephalus volans). Ze kunnen niet vliegen, maar springen al zwevend tussen de bomen.

6. Primaten (Primates). Tot de groep van opperdieren behoren de mens, alle halfapen en mensapen. Het zijn de hoogstontwikkelde dieren.

7. Tandarmen (Edentata). Deze orde van zoogdieren mist snij- en hoektanden. Sommige soorten, zoals de miereneter, hebben helemaal geen tanden. Veel soorten zijn nachtdieren. Er zijn drie groepen: luiaards, miereneters en gordeldieren.

8. Schubdieren (Manidae). Dit zoogdier is bedekt met dakpansgewijze hoornschubben, behalve de buik en binnenkant van de armen. De buik is behaard. Schubdieren hebben geen tanden. Het zijn insecteneters die hun prooi met behulp van hoornige uitsteeksels in de maag vermalen. Ook klimmen ze in bomen en ze hebben een zeer goed zichtvermogen en gehoor. Het zijn nachtdieren die in holen slapen.

9. Haasachtigen (Lagomorpha). Zoals konijnen, hazen en fluithazen. Ze hebben relatief lange oren en gespierde, zware achterpoten.

10. Knaagdieren (Rodentia). Omvat een grote groep en veel soorten, waaronder bevers, eekhoorns, muizen, ratten, cavia’s en hamsters. De meeste knaagdieren hebben een lange staart en korte ledematen. De snijtanden zijn beitelvormig; ze groeien door en slijten al knagend.

11. Zeezoogdieren. Ze stammen af van de landdieren en leven in de oceanen en zeeën. Sommige ook in rivieren (zoet water). Voorbeelden van zeezoogdieren zijn de rob, zeehond en walrus. Het voedsel bestaat voornamelijk uit vis, die in zijn geheel wordt doorgeslikt.

Zoogdieren (Mammalia)
12. Roofdieren (Carnivora)
. Er zijn bijna 300 soorten. Ze voeden zich hoofdzakelijk met vlees en komen overal voor, van de poolstreken tot in woestijngebieden. Voorbeelden zijn de katachtigen, hondachtigen, beren en marters.

13. Aardvarkens (Orycteropus afer). Dit zijn termieten- en miereneters. De huid is schaars behaard. Typisch zijn de grote oren, de lange, spitse kop en zeer beweeglijke tong.

14. Walvisachtigen (Cetacea). Er zijn ongeveer 90 soorten taxonomisch ingedeeld, waaronder de baardwalvissen, tandwalvissen en dolfijnen.

15. Onevenhoevigen (Perissodactyla). Ze hebben een oneven aantal tenen. De middelste teen heeft zich ontwikkeld tot een hoef, zoals bij de paardachtigen, neushoorns en tapirs.

16. Evenhoevigen (Artiodactyla). Hiertoe behoren de nijlpaarden, zwijnen, kamelen en herkauwers. Ze hebben een even aantal tenen. De middelste twee tenen vormen een hoef. De andere twee zijn rudimentair.

17. Zeekoeien (Sirenia). Ze leven hoofdzakelijk van zeewier. De orde omvat twee families. Hun lichaam is torpedovormig met een brede staartvin.

18. Klipdassen (Procaviidae). Ze zien eruit als marmotten en hebben een voorkeur voor rotsachtige streken. Ze eten hoofdzakelijk bladeren en vruchten.

19. Slurfdieren (Proboscidea). Waaronder de overbekende olifant, het grootste landdier.

Lees verder
Karakteristieke kenmerken van zoogdieren
Coyote - de prairiewolf van Noord-Amerika
De onuitroeibare bruine rat
De mol - een plaaggeest van tuiniers
De hazelmuis - acrobaat onder de muizen


Bronvermelding

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: zoogdieren (Mammalia); Hans Hillewaert (Giraffe); (Bat)Latorilla at en.wikipedia; (Hedgehog-en) John Mittler at 777Life.com Free Image Archive; (Lion) yaaaay [1], CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons
. Adolphe Millot, Public domain, via Wikimedia Commons
. Cowfire, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons

15 oktober 2024

Namen van de borstspieren (borstwandspieren)

Mede dankzij de spieren kunnen we bewegen, waarbij de botten de aangrijpingspunten zijn. Bovendien waarborgen de spieren - in samenwerking met het skelet - een normale lichaamshouding. Ook zorgen ze voor de begrenzing van de lichaamsholten, waaronder de borst- en buikholte. Het spierstelsel kunnen we indelen in spiergroepen. Als zodanig werken ze groepsgewijs, zoals de spieren van de borst, de buik, armen en benen.



Inhoud

* Willekeurige en onwillekeurige spieren
    * Spiergroepen
* Namen van de belangrijkste spieren van de borst (borstwandspieren)

Willekeurige en onwillekeurige spieren

Anatomie spierstelsel
Een mens heeft gemiddeld ruim achterhonderd spieren, wat individueel bepaald is. Inderdaad, sommige mensen hebben meer of minder spieren dan anderen. De meeste spieren zijn onwillekeurig, ze staan met andere woorden niet onder invloed van de wil. De zogeheten willekeurige spieren wel. Spieren die men bewust kan aansturen worden dwarsgestreepte spieren genoemd, ofwel skeletspieren. De zogeheten gladde spieren zijn niet bewust aan te sturen. Voorbeelden daarvan zijn de spieren in het maagdarmkanaal, de wanden van de slagaders en de baarmoeder.

Spiergroepen

De bewust aanstuurbare spieren, ofwel de skeletspieren, zijn in te delen in groepen en de werking ervan is bovendien groepsgewijs. De belangrijkste spiergroepen van het skelet zijn:

Namen van de belangrijkste spieren van de borst (borstwandspieren)

Anatomie spierstelsel
De ademhalingsspieren maken deel uit van de borstspieren en bestaan uit de musculi intercostales (tussenribspieren en het middenrif diaphragma). Bovendien spelen de zaagspieren, schuine halsspieren en buikwandspieren eveneens een rol bij de ademhaling.

1. Musculus pectoralis major (grote borstspier)
Deze sterke spier kan men onderverdelen in de pars clavicularis, de pars sternocostalis en de pars abdominalis. De grote borstspier loopt van het borstbeen naar het opperarmbeen en zorgt er onder andere voor dat men de zijwaarts geheven armen voor de borst kan brengen.

2. Musculus pectoralis minor (kleine borstspier)
Deze spier loopt van de bovenste ribben naar het ravenbekuitsteeksel. Het betreft een van de diep gelegen spieren. De kleine borstspier trekt onder andere het schouderblad naar beneden en tegen de romp aan. De spier bevindt zich onder de musculus pectoralis major (grote borstspier).

3. Musculus serratus anterior (voorste zaagspier)
Deze spier maakt deel uit van de schoudergordel en loopt van de ribben naar de binnenzijde van het schouderblad. De spier drukt het schouderblad tegen de thorax bij het zijwaarts heffen van de armen. De voorste zaagspier bestaat uit drie delen: het craniale, intermediaire en caudale deel.

4. Musculi intercostales (tussenribspieren)
Deze spieren vullen de ruimten op tussen de ribben, waarbij men onderscheid maakt tussen de binnenste (musculi intercostales interni) en buitenste (musculi intercostales externi) tussenribspieren. De eerste groep loopt tussen de ribkraakbeenderen, en de tweede tussen de benige delen van de ribben. Beide spiergroepen bevatten afzonderlijk 11 paar spieren.

5. Diaphragma (middenrif)
Het middenrif vormt de begrenzing van de borst- en buikholte. Het middendeel bestaat uit een peesblad en de zijkanten uit spieren die zijn aangehecht aan het processus xiphoideus (zwaardvormig aanhangsel), verder aan de acht onderste ribben en met langgerekte pezen aan de 2de en 4de lendenwervel. Tussen de pezen bevinden zich openingen waar de aorta, de onderste holle ader, de slokdarm en de borstbuis (lymfevat) doorheen gaan.

Lees verder
Veel lichaamsbeweging is gezond voor ouderen
Namen van de beenspieren
De 10 belangrijkste verschillen tussen slagaders en aders
Namen van de borstspieren (borstwandspieren)
Namen van de buikspieren


Bronvermelding

Fotoverantwoording
. Inleidingfoto: borstspieren; Pectoralis major muscle * Original by sv:Användare:Chrizz, 27 maj 2005
. Andreas Vesalius, Public domain, via Wikimedia Commons
. KVDP, Public domain, via Wikimedia Commons

05 oktober 2024

De 10 belangrijkste verschillen tussen slagaders en aders

Een van de belangrijkste taken van de bloedsomloop is de transportfunctie. Het bloed moet voortdurend via de bloedvaten door het lichaam stromen. Aldus worden zuurstof en voedingsstoffen naar de cellen getransporteerd en kooldioxide en andere afvalstoffen afgevoerd. Het is een kringloop, een gesloten systeem waarbij het hart de voortbewegende kracht levert die het roulerende bloed door de slagaders en aders waarborgt. Slagaders en aders hebben elk een belangrijke functie in de bloedsomloop. De 10 belangrijkste verschillen op een rij.

Inhoud

* Slagaders, aders en haarvaten - verschillen in het kort
    * Kleppen
    * Haarvaten
* 10 belangrijke verschillen tussen slagaders en aders
    * Slagaders
    * Aders

Slagaders, aders en haarvaten - verschillen in het kort

Slagaders (arteriën) zijn bloedvaten die het bloed van het hart afvoeren. Aders (venen) voeren het bloed naar het hart toe. Haarvaten vormen de overgang tussen slagaders en aders. Hier vindt de uitwisseling plaats tussen zuurstof, kooldioxide en tal van voedingsstoffen (o.a. glucose voor de verbranding in de cellen), afvalstoffen en talrijke andere voor het lichaam belangrijke stoffen, zoals hormonen.

Kleppen

Bloedsomloop
In het kort zijn de bovengenoemde punten de belangrijkste verschillen. Voor een juist begrip van de bloedsomloop zijn enkele andere zaken van belang. Een daarvan is dat het bloed in dat gesloten circulatiesysteem maar een kant op kan stromen. Hier zorgen de vaatkleppen voor. Zodra aderlijk bloed naar het hart stroomt, openen de kleppen zich, zowel in de bloedvaten als in het hart. Ze zijn vergelijkbaar met minuscule sluisdeuren in de scheepvaart.
  

Haarvaten

Haarvaten (capillairen) vormen de overgang tussen de steeds kleinere slagaders en aders. Ze bevinden zich overal in het lichaam. Hier vindt de feitelijke uitwisseling van de talrijke stoffen plaats die de cellen nodig hebben. Want alles wat er in het lichaam gebeurt, staat in het teken van de cellen, ofwel de kleinste bouwstenen van het lichaam. In de weefsels waar veel verbranding plaatsvindt, en dus veel uitwisseling tussen voedings- en afvalstoffen, is het haarvatennet logischerwijs rijker vertakt, zoals in de spieren.

10 belangrijkste verschillen tussen slagaders en aders


Slagaders

1. De slagaderwand is van binnen bekleed met endotheelcellen. Ze maken de wand glad. De wand van slagaders bestaat uit drie lagen en worden ook wel ‘vaatrokken’ genoemd. De tunica intima, ofwel endotheel met bindweefsel, vormt de binnenste wand. De tunica media, ofwel de dikste laag, is tevens de belangrijkste. Deze laag bestaat uit gladde, ofwel onwillekeurige - niet aan de wil onderhevige - spiercellen en heeft een kringspierfunctie. Slagaders kunnen zich dankzij het elastische weefsel vernauwen en verwijden en gedragen zich aldus als een soort reservoir (grote arteriën). De tunica adventitia, bestaat uit spiercellen. Ze verlopen in de lengterichting met haarvaten en bindweefsel dat geleidelijk overgaat in het bindweefsel van het omringende weefsel.
2. Het slagaderlijk bloed stroomt van het hart af.
3. Vanuit het perspectief van het lichaamsoppervlak liggen slagaders doorgaans diep. Uitzonderingen zijn o.a. de pols, de hals en de slaap.
4. Bij elke hartslag zet de slagader uit.
5. De druk in slagaders is hoog.
6. Het bloed in de slagaders stroomt snel.
7. Het arterieel bloed in de grote bloedsomloop (van de linkerkamer naar het rechteratrium) is zuurstofrijk. De slagader vanaf de rechterkamer (via de longen naar het linkeratrium, ofwel kleine bloedsomloop) naar de longen is zuurstofarm.
8. De vaatwand van slagaders is relatief dik en bestaat uit drie lagen. De arteriële wand moet immers bestand zijn tegen de hoge (bloed)druk.
9. Vaatkleppen bevinden zich alleen aan het begin van de arteriën (slagaders).
10 Verwondingen aan slagaders zijn in principe gevaarlijk. Het bloed stroomt er pulserend uit, op het ritme van de hartslag. Het bloedverlies kan dus snel hoog oplopen.

Aders

Bloedsomloop
1. Aders zijn dunner, minder elastisch en bestaan voor het grootste gedeelte uit bindweefsel.
2. Het aderlijk bloed stroomt naar het hart toe.
3. Vanuit het perspectief van het lichaamsoppervlak liggen aders meer aan de oppervlakte. Ze zijn ook talrijker.
4. Aders zetten niet uit zoals slagaders dat doen. Ze ‘kloppen’ niet.
5. De druk in aders is laag en kan bij het hart zelfs negatief zijn door de aanzuigende werking van de hartboezems (atria).
6. Het bloed in de aders stroomt relatief langzaam.
7. Het veneuze bloed in de grote bloedsomloop (van de linkerkamer naar het rechteratrium) is zuurstofarm. De ader die loopt van de longen naar het linkeratrium (kleine bloedsomloop van de rechterkamer via de longen naar het linkeratrium) is echter zuurstofrijk.
8. De wanden van aders zijn relatief dun.
9. De vaatkleppen in de aders beneden het hart bevinden zich over de gehele lengte van de genoemde vaten. Ze zorgen ervoor dat het bloed optimaal kan terugstromen naar het hart.
10. Verwondingen aan aders zijn, vergeleken met slagaderlijke verwondingen, minder gevaarlijk.

Lees verder
Angina pectoris vaak voorbode van hartinfarct
Lage bloeddruk (hypotensie) - niet altijd onschuldig
Eerste bezoek aan de huisarts - anamnese en onderzoek
Bloedonderzoek - doel, methoden en werkwijze
Scintigrafie (isotopenscan) - werking, toepassingen en risico's


Bronvermelding

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: bloedsomloop; Termininja, CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons
. Melvin95, CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons
. Tomáš Kebert & umimeto.org, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons