A5A0C56B5243F86D4E229DD720350EA2 9ad20deef62a4765b51ec572bdd5abdd

31 oktober 2023

De mol - een plaaggeest van tuiniers

Voor veel tuiniers is de mol een onzichtbare vijand. Meestal zijn alleen molshopen het bewijs van zijn aanwezigheid. Zelden is de mol te zien, maar hij is wel een van de bekendste zoogdieren. De mol leeft vrijwel uitsluitend ondergronds. Het vaakst zijn molshopen te zien in weilanden, gazons en andere ‘grasvlakten’, en in alle mogelijke grondsoorten. De mol heeft echter een hekel aan een rotsachtige bodem of erg natte grond. De mol is een bijzonder zoogdiertje, aangezien hij op weergaloze wijze is aangepast aan een leven in volstrekte duisternis.

Inhoud

* Taxonomische indeling van de mol (Talpa europaea)
* Kenmerken van de mol
    * Vacht
    * Voorpoten
    * Tanden
    * Geluiden
    * Zien en horen
* Mollen lijken onrustig
    * Eigen gangenstelsel
* Molshopen
    * Uitgangen
* Voedsel en jacht
* Voortplanting
* Verspreiding
* Mollen verjagen
* Natuurlijke vijanden
* Belangrijke kenmerken van de mol (Talpa Europaea)

Taxonomische indeling van de mol (Talpa europaea)

De mol behoort tot de stam van de Chordata (chordadieren), de klasse van de Mammalia (zoogdieren), de orde van de Eulipotyphla (insecteneters), de familie van de Talpidae (mollen), het geslacht Talpa en de soort Talpa europaea.

Kenmerken van de mol

Molshoop
Kenmerkend is de fluwelige vacht, doorgaans zwart. En natuurlijk de karakteristieke tot graafhanden ontwikkelde voorpoten waarmee de cilindervormige mol zich onwaarschijnlijk gemakkelijk een weg baant onder de grond, tot wel 1,20 meter diep. De belangrijke kenmerken op een rij:

Vacht

De veelal zwarte mol, met een lengte van 10-15 centimeter, heeft een korte, fluwelige pels Kleurvariëteiten komen zelden voor. De haren van de mol hebben niet een bepaalde groeirichting, waardoor de mol net zo makkelijk voor als achteruit door de gegraven gangen kan bewegen.

Voorpoten

De voorpoten van de mol zijn sterk, hij moet er immers diep door de harde grond mee graven. Elke ‘hand’ is voorzien van vijf vingers - waaronder de duim - met grote, puntige nagels waarmee hij door vrijwel alle grondsoorten kan woelen. Met de achterpoten zet de mol zich af tegen de tunnelwand.
 

Tanden

Zijn kleine, zeer scherpe tanden hebben verschillende afmetingen en zien er venijnig uit. Ondergronds jaagt hij voornamelijk op wormen, waarmee de vlijmscherpe tanden wel raad weten.

Geluiden

Mol (Talpa europaea)
Men zou zwijgzaamheid vermoeden, maar mollen maken verschillende geluiden, van piepen tot een soort tjilpen en krassen. Zelfs kunnen ze hard en zeer schel schreeuwen.

Zien en horen

De mol ziet slecht met zijn kleine, gebrekkig ontwikkelde kraaloogjes, en horen kan hij evenmin goed. De spitse, roze, zeer beweeglijke en bijna slurfachtige snuit - bezet met duizenden haartjes en snorharen - compenseert die ‘gebreken’ echter op fenomenale wijze. De tastzin is dan ook uitstekend ontwikkeld, waardoor hij de kleinste trillingen in de grond kan waarnemen.

Mollen lijken rusteloos

De solitaire mol lijkt een zeer rusteloos bestaan te leiden onder de grond. Dag en nacht is hij actief, graaft zijn gangen en zoekt voedsel. De mollengangen liggen op verschillende diepten, soms vlak onder de grond (jaaggangen ofwel mollenritten), maar er zijn ook mollengangen aangetroffen van 1,20 diep. Soms komen die gangen heel dicht bij de oppervlakte. Er vormen zich dan molshopen, vaak in een rij, waarmee men doorgaans het gangenverloop kan nagaan. Mollen kunnen overigens goed zwemmen.

Eigen gangenstelsel

Elke mol heeft een territorium met een eigen gangenstelsel waarvan de lengte wel vijftig meter bedraagt. De mol kan urenlang door zijn gangen lopen zoeken, en nieuwe gangen graven, waarna hij vrijwel even lange rustpauzes neemt in de centrale kamer. Overlappende territoria zijn bekend, maar over het algemeen mijden mollen elkaar. Dat geldt zeker buiten de paartijd. De mol markeert zijn territorium met behulp van geurklieren. De gangen zijn doorgaans ongeveer 5 centimeter breed en kunnen een totale lengte van wel 200 meter hebben.

Molshopen

Molshopen zijn vooral te vinden in grasvelden, gazons, moestuinen maar ook in tuinen en parken. Ze vormen een duidelijk teken dat de mol er actief is. Molshopen bestaan uit vers opgehoopte aarde met een doorsnede van wel 30 centimeter. Wie geluk heeft kan zelfs observeren hoe de mol de aarde omhoog werkt en soms even boven de grond komt. In warme, droge zomers ziet men dat het vaakst, aangezien de mollen dan op zoek zijn naar water. Zolang er genoeg regenwormen zijn, hoeven ze echter geen extra water.

Uitgangen

Mol (Talpa europaea)
Molshopen worden ook gebruikt als uitgangen om bovengronds zacht nestmateriaal, gras, mos en ander biologisch materiaal te verzamelen om bijvoorbeeld de centrale ruimte mee te bekleden. Overigens slaapt de mol rechtop, met de kop tussen de voorpoten.

Voedsel en jacht

De prooi van de mol bestaat voornamelijk uit regenwormen, maar ook insecten, spinnen en slakken staan prominent op zijn menu. Tijdens zijn zwerftochten door de ondergrondse gangen komt de mol van alles tegen wat van zijn gading is. Hij is dag en nacht actief om de helft van zijn lichaamsgewicht aan voedsel te verschalken. In de herfst legt de mol een wintervoorraad aan in de voorraadkamer.

Voortplanting

De mol heeft een korte paartijd, van april tot juni. Nadat het mannetje bij het vrouwtje is geweest, laat hij geheel verstek gaan. Hij bekommert zich ook niet om de jongen. In mei en juni worden de nakomelingen zonder beharing geboren. De worp bestaat uit 3-4 jongen. Ze ontwikkelen zich snel. Al na twee weken hebben ze een vacht en na ruim een maand houden ze het nest voor gezien en zoeken ze een eigen territorium. De nestkamer bevindt zich doorgaans recht onder een bijzonder grote molshoop en in de nabijheid van de voorraadkamer. Het nest is ‘knus’ gemaakt met bladeren, gras en mos.

Verspreiding

Verspreiding Talpa europaea
De mol komt in heel Europa en in een groot deel van oostelijk Rusland voor, maar niet in Ierland, het noorden van Scandinavië en evenmin in delen van Zuid-Europa. In Azië en Amerika komen alleen de verwante soorten voor. De mol is sinds 2005 niet meer beschermd. Er wordt actief op gejaagd, omdat hij veel schade kan toebrengen aan tuinen en gazons. In landbouwgebieden beschouwt men de mol als een plaagdier, een plaaggeest voor veel tuiniers.

Mollen verjagen

Een vaak effectieve manier om mollen te verjagen is de geur van de bloem van de keizerskroon (Frittillaria imperialis). Die heeft namelijk een vossengeur, waar mollen absoluut niet van houden. Mollengangen en molshopen dichtdrukken, ontmoedigt de mol om terug te komen en verder te graven.

Natuurlijke vijanden

Soortgenoten kunnen elkaar het leven zuur maken, tot de dood erop volgt. Onder andere vossen, dassen, marters, reigers, buizerds en uilen maken bovengronds actief jacht op de mol.

Belangrijke kenmerken van de mol (Talpa europaea)

  • Lengte: 10-15 cm (kop-romplengte), staart 20-45 mm.
  • Gewicht: gemiddeld 120 gram. De mannetjes zijn iets zwaarder dan de vrouwtjes.
  • Geslachtsrijp: na ca. 10 maanden.
  • Paartijd: april-juni.
  • Draagtijd: 30 dagen.
  • Worp: gemiddeld 3-4 jongen, soms tot wel zeven jongen.
  • Gedrag: solitair.
  • Voedsel: vooral regenwormen, maar ook insecten, spinnen, larven, slakken, maden en duizendpoten.
  • Levensverwachting: 3 jaar.
  • Verwante soorten: De Talpa europaea is onder andere verwant aan de spitsmuismol (Uropsilus soricipes) en de stermol (Condylura cristata). Er zijn 29 mollensoorten.

Lees verder
De hazelmuis - acrobaat onder de muizen
De onuitroeibare bruine rat
Karakteristieke kenmerken van zoogdieren
Boktorren hebben een slecht imago
Coyote - de prairiewolf van Noord-Amerika


Bronvermelding

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: Mol (Talpa europaea); Christoph Moning, CC BY 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/4.0>, via Wikimedia Commons
. Smiley.toerist, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons
. Muséum de Toulouse, CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons
. Luc hoogenstein, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons
. Karte: NordNordWest, Lizenz: Creative Commons by-sa-3.0 de, CC BY-SA 3.0 DE <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/de/deed.en>, via Wikimedia Commons

21 oktober 2023

Help, ik heb een steenpuist

Een steenpuist die is opengebarsten laat een putje in de huid achter, een soort kratertje. Na verloop van tijd is de huid weer zacht, zonder een spoor achter te laten van de ravage die onderhuids is aangericht. De oorzaak van een steenpuist is een stafylokokkeninfectie. Deze bacteriën dringen een huidwondje binnen en infecteren een verstopt vetkliertje of een haarzakje. Steenpuisten zijn lelijk en zeer ontsierend. In sommige gevallen laten ze een littekentje achter. En heel soms kunnen ze gevaarlijk zijn, bijvoorbeeld als een steenpuist zich in de neus bevindt. Bij sommige symptomen en aandoeningen, in combinatie met een steenpuist, is het beter om er de huisarts naar te laten kijken.

Inhoud

* Zo ontstaat een steenpuist
    * Behaarde huid
    * Karbonkel
* Een steenpuist moet 'rijpen'
    * Hygiëne
* Een steenpuist kan gevaarlijk zijn
* Symptomen van een steenpuist
* Wanneer moet ik naar de huisarts met een steenpuist?

Zo ontstaat een steenpuist

Zodra een stafylokokkeninfectie zich in een verstopt haarzakje of talgklier ontwikkelt, wordt de huid eromheen rood. Meer bloed wordt aangevoerd en dus ook witte bloedlichaampjes om de plaatselijke infectie te bestrijden. Er wordt ook pus gevormd, een mengsel van dode en levende bacteriën, witte bloedcellen en necrotisch ofwel afgestorven weefsel. Onderhuids ontstaat aldus een met etter (pus) gevulde holte, ofwel een zweer. Uiteindelijk zal de steenpuist openbarsten en komt de pus naar buiten, hoewel in sommige gevallen het lichaam de steenpuist van binnenuit zuivert en opruimt.

Behaarde huid

Steenpuist (furunkel)
Een steenpuist (furunkel) vormt zich meestal op behaarde lichaamsdelen in combinatie met wrijving van kleren. Berucht zijn de liezen, billen, oksels, hals en neusvleugels. Het betreft een stafylokokkeninfectie die met name optreedt bij mensen met weinig weerstand door onder andere langdurige vermoeidheid, een slechte voedingstoestand, maar ook bij diabetes en bloedafwijkingen.

Karbonkel

Een karbonkel is een verzameling steenpuisten rondom enkele talgklieren of haarzakjes. Onderhuids dijen deze ontstekingshaarden uit. Er kunnen zich dan twee of meer koppen vormen die moeten ‘rijpen’ en dan opengaan.
  

Een steenpuist moet ‘rijpen’

In het merendeel van de gevallen zal een steenpuist binnen een week openbarsten en genezen. Hoe dieper in de huid zich de infectie bevindt, hoe langer dat proces kan duren, soms wel twee weken. Het rijpen van de steenpuist kan men bevorderen met bijvoorbeeld een warm kompres. Gebruik geen trekzalf of antiseptische middeltjes en crèmes. Ook geen natte verbanden. Als de steenpuist is opengebarsten, fixeert u er een steriel verband op, meer niet. Overigens is het niet goed om een steenpuist open te knijpen, de infectie kan zich dan verspreiden.

Hygiëne

Steenpuisten staan erom bekend dat ze zich gemakkelijk verspreiden onder huisgenoten door slechte handhygiëne, besmette handdoeken, enzovoorts. In dat opzicht is de werksituatie ook van belang. Steenpuisten kunnen een voedselvergiftiging veroorzaken. Gebruik dus eigen handdoeken en was vaak de handen.

Een steenpuist kan gevaarlijk zijn

Stafylokokken die de steenpuist veroorzaken kunnen in de bloedbaan terechtkomen en aldus een sepsis (bloedvergiftiging) tot gevolg hebben. Een steenpuist in het gezicht is sowieso gevaarlijker, met name als die bij de neusvleugels of zelfs in de neus verschijnt. Andere gevaarlijke plaatsen zijn de oksels, liezen en borsten indien men borstvoeding geeft. Ga naar de dokter als de steenpuist diep zit of onder een dikke huidlaag, zoals de rug. Ook bij jonge kinderen en bejaarden is het beter een arts te raadplegen. Ga ook naar de huisarts als er onderhuids rode strepen uitwaaieren vanaf de steenpuist, maar ook bij koorts, koude rillingen en gezwollen lymfklieren. Het risico is in die gevallen immers groot dat de ontsteking systemisch wordt (sepsis). Recidiverende steenpuisten wijzen vaak op een onderliggende aandoening.

Symptomen van een steenpuist

Een steenpuist ontwikkelt zich doorgaans in de loop van enkele dagen met onder andere de volgende symptomen:
  • er verschijnt een rood bultje onder de huid;
  • het gaat pijn doen en het voelt warm aan;
  • het omliggende weefsel wordt rood;
  • het bultje wordt steeds groter als gevolg van pusvorming;
  • in het midden ervan vormt zich een gele of witte kop;
  • doorgaans barst de steenpuist binnen een week open, waarna de huid geneest.

Wanneer moet ik naar de huisarts met een steenpuist?

Hoewel een steenpuist meestal vanzelf geneest, is het in sommige gevallen beter om naar de huisarts te gaan. De ontsteking kan dan gevaarlijk zijn:
  • als de steenpuist erg pijn doet;
  • als de steenpuist na 10-14 dagen niet genezen is;
  • bij verminderde afweer, zoals een slechte voedingstoestand, kanker (chemotherapie) en bepaalde medicijnen, zoals prednison, maar ook bij drugs en alcoholisme;
  • als de ontsteking groter wordt en zich verspreidt, zonder dat er zich een kop vormt;
  • bij een karbonkel (negenoog);
  • bij een steenpuist in het gezicht, zoals in de neus of op de neusvleugels;
  • als u ooit een ontsteking van de hartklep hebt doorgemaakt;
  • bij een hartkunstklep;
  • bij kunstgewrichten van heup en knie;
  • bij rode strepen die uitwaaieren vanaf de steenpuist;
  • indien er zich gezwollen lymfklieren vormen, maar ook bij koude rillingen en koorts na het verschijnen van een steenpuist;
  • als een steenpuist telkens terugkomt, ofwel recidiveert. Er kan dan sprake zijn van een onderliggende aandoening;
  • bij jonge kinderen en bejaarden;
  • als de milt verwijderd is;
  • in alle gevallen waarbij u sterk twijfelt of de genezing van de steenpuist wel verloopt zoals het hoort.

Lees verder
Hoesten - wanneer verwijst de huisarts u door
Eerste bezoek aan de huisarts - anamnese en onderzoek
Caissonziekte (decompressieziekte) - een verraderlijke aandoening
Leven met angina pectoris - 10 tips & adviezen
Diverticulose en diverticulitis - hinderlijk en gevaarlijk


Bronvermelding

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: Verdy p, Public domain, via Wikimedia Commons
. User:Yeshrosh, CC BY 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/4.0>, via Wikimedia Commons
. jfcherry, CC BY-SA 2.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/2.0>, via Wikimedia Commons

11 oktober 2023

Alpenkraai - leefwijze, voortplanting en verspreiding

De alpenkraai (Pyrrhocorax phyrrhocorax) houdt van bergen, kliffen en andere rotsachtige gebieden, zoals de naam al doet vermoeden. De vuurrode snavel en rode poten zijn karakteristiek voor deze kraaiachtige. In de afgelopen twee eeuwen zijn de aantallen in hun Europese biotoop echter sterk afgenomen. De slechtvalk, die eveneens van rotsachtige streken houdt, is zijn grootste natuurlijke vijand. Deze roofvogel is er dan ook voortdurend naar op zoek. De alpenkraai is geen uitgesproken alleseter, zoals de kauw en de zwarte kraai.

Inhoud

* Taxonomische indeling van de alpenkraai (Pyrrhocorax pyrrhocorax)
* Kenmerken van de alpenkraai
    * Snavel en poten
    * Veren
    * Vleugels en staart
    * Legsel
    * Roep
    * Dreiggedrag
    * Vlucht
* Leefwijze
* Voedsel
* Voortplanting
* Belangrijke kenmerken van de alpenkraai (Pyrrhocorax pyrrhocorax)

Taxonomische indeling van de alpenkraai (Pyrrhocorax pyrrhocorax)

De alpenkraai behoort tot de klasse van de Aves (vogels), de orde van de Passeriformes (zangvogels), de familie van de Corvidae (kraaien), het geslacht Pyrrhocorax en de soort Phyrrhocorax pyrrhocorax. Het woord pyrrho is afkomstig uit het Grieks en betekent ‘rood als van vuur’. De alpenkraai is een typische berg- en klifvogel en komt in Nederland dan ook niet of zeer sporadisch voor.

Kenmerken van de alpenkraai

Alpenkraai
(Pyrrhocorax pyrrhocorax)
De alpenkraai is iets groter dan de kauw, maar kleiner dan de zwarte kraai en roek. De kromme snavel is uitstekend toegerust om in de grond te wroeten. Hieronder volgen een aantal karakteristieke kenmerken.

Snavel en poten

De snavel is vuurrood en loopt spits en gebogen toe in een soort wroethaak. Bij jonge vogels is de snavel bruingeel van kleur. De poten zijn eveneens rood.

Veren

Het zwartblauwe verenkleed is karakteristiek bij volwassen alpenkraaien. De veren van de jonge vogels zijn matter.

Vleugels en staart

Tijdens de vlucht zijn de brede, stompe vleugels zeer opvallend, zoals ook de zes ‘vingers’ aan elke vleugel. De staart is kort en en aan de achterzijde recht ‘gecoupeerd’.

Legsel

De eieren (3-5) zijn gevlekt, de basiskleur kan verschillen.

Roep

De roep van de alpenkraai is luid en klinkt als ‘kiah’.

Dreiggedrag

Alpenkraai
(Pyrrhocorax pyrrhocorax)
Wanneer er gevaar opduikt waar ze niet aan kunnen ontkomen, of wanneer ze onderling ruzie hebben, zetten ze hun veren op en openen de bek.

Vlucht

De karakteristieke vlucht van de alpenkraai is zweven op de thermiek, vaak met een enkele vleugelslag, waarna ze zich plotsklaps als een valk in een soort vrije val pijlsnel naar rotspartijen laten afdalen. Ook luchtacrobatiek is hen niet vreemd, zoals rollend op de rug, loodrecht naar beneden duikend en buitelend, vleugels tegen het lijfje gedrukt. Vaak tuimelen ze in groepen rond en om elkaar heen.

Leefwijze

Dat de alpenkraai een bergvogel is, wil niet zeggen dat hij niet bij laaggelegen steengroeven en rotsachtige kusten vertoeft. Daar staat tegenover dat deze vogels zelfs op 3000 meter hoogte in de Himalaya te vinden zijn. Het verspreidingsgebied is versnipperd. Als het ’s winters erg koud is, zijn alpenkraaien overigens ook in de lagergelegen dalen te vinden. Deze kraaiachtige is deels een kolonievogel die in de winterslaapplaatsen in groepen van wel honderd vogels kabaal maken. In dat opzicht lijken ze qua gedrag op onder andere de kauwzwarte kraai, maar ook de raaf. Indien er veel voedsel voorhanden is, verstoppen ze hun buit, eveneens een typische karaktertrek van de kraaiachtige. Hun voedselgebieden worden als groep agressief verdedigd tegen indringers, die het eveneens op die foerageergebieden voorzien hebben. Slechtvalken zijn hun grootste natuurlijke vijand.

Voedsel

Alpenkraai
(Pyrrhocorax pyrrhocorax)
Zoals vrijwel alle kraaiachtigen is ook de alpenkraai een alleseter, hoewel wat minder uitgesproken. Zijn voorkeur gaat uit naar insecten, waaronder mieren, spinnen, wormen, slakken, kevers, rupsen, sprinkhanen en zelfs muizen. Graan, bessen en etensresten staan ook op zijn menu. Hij vindt zijn voedsel op en tussen rotspartijen, maar foerageert ook op grasland en akkers. Ook kiept hij met zijn poten of snavel stenen om of er iets van zijn gading onder zit. Wroeten doen alpenkraaien graag, tot wel vijf centimeter diep.

Voortplanting

Een balts kan in de lucht maar ook op de grond plaatsvinden, wat vaak een spectaculaire aanblik biedt. Daarna poetsen ze elkaars verenkleed. Het voeren van het vrouwtje hoort daar eveneens bij, wat ook geldt tijdens het broeden. Alpenkraaien vormen alleen kolonies buiten de broedtijd, hoewel ze in de broedperiode toch relatief dicht bij elkaar blijven op rotsrichels en in -spleten. Het vrouwtje houdt het nest en de jongen schoon. De jonge vogels kunnen na ongeveer 6 weken uitvliegen.

Verspreiding

Verspreiding van de
alpenkraai
(Pyrrhocorax pyrrhocorax)
De alpenkraai komt in Zuid- en West-Europa voor, met name op het Iberisch schiereiland, het zuiden van Italië, Zuid-Frankrijk, de Normandische kust en Griekenland. Ook is hij te vinden in Groot-Britannië en Ierland. Maar ook in Noordwest-Afrika, Ethiopië en van Turkije tot Iran, Centraal-Azië en verder oostelijk en noordelijk tot ver in Siberië en het noorden van China. Het betreft een versnipperd verspreidingsgebied. Ook zijn de aantallen in de afgelopen twee eeuwen sterk afgenomen, vooral in Midden-Europa en in de westelijke en zuidelijke delen van de Alpen. In Groot-Brittannië is hij eveneens inmiddels een bedreigde soort.

Belangrijke kenmerken van de alpenkraai (Pyrrhocorax pyrrhocorax)

Lengte: ca. 40 cm.
Gewicht: 350-375 gram.
Snavel en poten: vuurrode, gekromde en spitse snavel. De poten zijn eveneens rood.
Snavellengte : mannetjes 5,5-6 cm ; vrouwtjes 4,5-5 cm.
Broedtijd: april-juni.
Legsel: 3-5 eieren.
Broedduur: ca 19 dagen.
Nestverblijf 35-42 dagen.
Gedrag; paartjes, familiegroepen, maar ook losse verbanden. Buiten de broedtijd leven ze in kolonies.
Voedsel: uitgebreid menu, van insecten tot kleine zoogdieren, granen, zaden, etensresten.
Verwante soorten: alpenkauw (Pyrrhocorax graculus).

Lees verder
De kauw (Corvus monedula) - een luidruchtige verzamelaar
De raaf (Corvus corax) - een meesterlijke luchtacrobaat
Zwarte kraai (Corvus corone) - een sluwe aaseter
Zo ontstaat een vogelei
Karakteristieke kenmerken van vogels


Bronvermelding

Fotoverantwoording:
. Inleidingsfoto: alpenkraai (Pyrrhocorax pyrrhocorax); "Malte Uhl", CC BY-SA 2.5 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/2.5>, via Wikimedia Commons
. Ken Billington, CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons
. Ken Billington, CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons
. Imran Shah from Islamabad, Pakistan, CC BY-SA 2.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/2.0>, via Wikimedia Commons
. Eurasian_mass.jpg: User:Koba-chan, compiled by PHGCOMderivative work: Toter Alter Mann, CC BY-SA 3.0 <http://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/>, via Wikimedia Commons

06 oktober 2023

De dodelijke Australische tunnelwebspin (Atrax robustus)

De Australische tunnelwebspin (Atrax robustus) is een van de gevaarlijkste en voor de mens dodelijkste spinnen ter wereld. Deze zeer snelle spin is een nietsontziende jager onder de achtpoten die in een straal van 100 tot 200 kilometer rondom Sydney (Australië) menigeen de stuipen op het lijf jaagt. De spin heeft enorme cheliceren (gifkaken) en gifzakjes. De Atrax robustus zoekt de duisternis op, zoals onder rotspartijen en vochtige funderingen. Maar ook bij composthopen en in donkere garages… en in woningen. De meeste mensen zullen dan ook hun schoenen uitkloppen voordat ze die aantrekken. Wie gebeten wordt door de Australische tunnelwebspin zal snel antigif moeten krijgen en als eerste hulp een breed-samentrekkend verband om de beetplaats. De solitaire Atrax robustus kan ruim 4 cm lang worden (zonder de poten). De iets kleinere mannetjes gaan in de paartijd (herfst) dolend op zoek naar vrouwtjes. In huis treft men ze dan relatief vaak aan.

Inhoud

* Taxonomische indeling van de Australische tunnelwebspin (Atrax robustus)
    * Sydney-trechterwebspin
* Kenmerken
    * Lengte, kleur en poten
    * Kopborststuk, spindoppen en buik
    * Gifkaken
* Verspreiding
* Leefwijze van de Atrax robustus
    * Solitair
    * Nachtspin
* Voedsel en jacht
    * Snelle spin
* Het web
* Voortplanting
* Beet van de Australische tunnelwebspin (Atrax robustus)
    * Symptomen
* Eerste hulp (EHBO) bij een beet
* Preventie
    * Voorzorgsmaatregelen

Taxonomische indeling van de Australische tunnelwebspin (Atrax robustus)

De Atrax robustus behoort tot de stam van de Arthropoda (geleedpotigen), de klasse van de Arachnida (spinachtigen), de orde van de Araneae (spinnen), de familie van de Hexathelidae (tunnelwebspinnen), het geslacht Atrax en de soort Atrax robustus. De spinnenfamilie omvat 11 geslachten en 86 soorten, waarvan de Atrax robustus alleen rond Sydney (Australië) voorkomt.

Sydney-trechterwebspin

Atrax robustus
De Atrax robustus hoort bij de onderorde Mygalomorphae. Bij deze spinnen wijzen de gifkaken recht naar beneden. Ook de grote groep mijnspinnen, vogelspinnen, muisspinnen en valluikspinnen maakt deel uit van deze onderorde. De primitieve Atrax robustus behoort tot de groep Australische tunnelwebspinnen, ook wel de Sydney-trechterwebspin genoemd aangezien hij in en rondom de Australische hoofdstad Sydney regelmatig opduikt en de mensen doet opschrikken.

Kenmerken

De Atrax robustus is een donkere spin, van zwart tot bruin en diepblauw. Deze middelgrote achtpoot heeft een lengte van 1 tot hoogstens 5 cm (zonder de poten) en zoekt graag een vochtige omgeving op om uitdroging te voorkomen. Het betreft een zeer agressieve spin die vrijwel altijd voor de aanval kiest. Het risico op een beet is om die reden aanzienlijk. De Australische tunnelwebspin is een spin waar men in Sydney, en in de verre omgeving van de stad, altijd terdege rekening mee moet houden. En dat doen de Australiërs dan ook. De beet is dodelijk als er niet snel medisch wordt ingegrepen. De Atrax robustus heeft een aantal karakteristieke uiterlijke kenmerken:

Lengte, kleur en poten

Het vrouwtje wordt gemiddeld 4 cm lang. Het mannetje is beduidend kleiner (ca. 2,5 cm). Met gestrekte poten heeft deze spin een lengte van 5 tot 8 cm. Het mannetje heeft langere poten dan het vrouwtje. En twee valse poten (palpen). De kleur van deze spin is veelal blauwzwart en glanzend, met name het schild van het kopborststuk (cephalothorax) waar geen haren op groeien. De ogen bevinden zich dicht bij elkaar.

Kopborststuk, spindoppen en buik

Op het zwartblauwe lijf is geen patroon te herkennen en egaal van kleur. De gesteelde buik is eveneens donker (pruimkleurig). De vier spindoppen aan het uiteinde van het achterlijf zijn vingervormig. De spin heeft boeklongen. Het lijf van het vrouwtje ziet er stevig en breed uit, het mannetje is slanker en kleiner, maar wel met langere poten.

Gifkaken

Sydney-trechterwebspin
De relatief grote cheliceren (gifkaken) zijn rechtstandig en naar voren staand. Dit kenmerkt de Mygalomorphae. Elke cheliceer, gemiddeld ongeveer 6 mm lang, is voorzien van een grote hoektand. Ook de gifzakjes zijn relatief groot. De gifkaken zijn krachtig genoeg om door een vingernagel heen te bijten. Het gif komt uit een kanaaltje dat uitmondt aan het uiteinde van elke hoektand.

Verspreiding

Deze grote en zeer giftige spin leeft in het oosten van Australië, binnen een straal van 100 tot 200 km rondom Sydney. De Australische tunnelwebspin (Atrax robustus) is gevreesd en berucht in New South Wales, de deelstaat waar zich ook Sydney bevindt. Hoewel er veel soorten trechterwebspinnen bestaan, komt de Atrax robustus alleen in die contreien voor en wordt om die reden ook wel Sydney-trechterwebspin genoemd. Het gebied bevindt zich tussen de Central Coast in het noorden, de Illawarre in het zuiden en de Blue Mountains in het westen.

Leefwijze van de Atrax robustus

De Australische tunnel- of trechterwebspin heeft een vochtige habitat nodig. Deze spinnen zijn zeer courant in het gematigde subtropische gebied van Zuidoost-Australië. Ze verkiezen bovendien een donker binnenmilieu, zoals onder vlonders, in kelders en garages. Ook vormen ze in veel gevallen kolonies, waarbij in een relatief klein gebied veel webben van de Atrax robustus voorkomen. Buiten zijn ze in principe overal te vinden, zoals onder rotsen en funderingen, onder gevallen boomstammen, maar ook in struikgewas met veel bladafval. Ook de vochtige tuinen in het stedelijke Sydney hebben hun voorkeur, zoals bij composthopen.

Solitair

De spin is solitair. Vrouwtjes blijven doorgaans in de buurt van het web. De mannetjes kunnen daarentegen echte dolers zijn, met name in de paartijd, in de late zomer en herfst. In deze perioden treft men de Atrax robustus regelmatig in huis aan en dient men extra voorzichtig te zijn. De mannetjes zijn dan actief op zoek naar feromoonsporen van vrouwtjes. Ze dwalen door huis en tuin en vallen soms zelfs in vijvers en zwembaden, waar ze tot wel 24 uur kunnen overleven dankzij de luchtbelletjes onder de buik, nabij de boeklongen. Overigens houdt deze spin het ook onder water een hele tijd uit, en hij is een uitstekende zwemmer.

Nachtspin

De mannetjes duiken met name 's avonds en 's nachts uit het niets op. Opletten dus wie 's nachts naar het toilet moet. Ook is het een goede gewoonte om eerst de sloffen en schoenen uit te kloppen. Ze verstoppen zich er graag in. Overdag houdt de Australische tunnelwebspin zich schuil om uitdroging te voorkomen. Vooral na regenval neemt de activiteit van deze spinnen toe en lopen ze her en der rond, doorgaans omdat buiten hun holen zijn volgelopen met regenwater en ze een nieuwe stek zoeken.

Voedsel en jacht

Atrax robustus
Een Australische tunnelwebspin die zich bedreigd voelt, of uitgedaagd wordt door er bijvoorbeeld mee te ‘spelen’, zal op haar achterpoten gaan staan en de cheliceren en indrukwekkende giftanden duidelijk tonen. Het is typisch een spin met een kort lontje en agressief gedrag, zoals bijvoorbeeld ook de Braziliaanse zwerfspin meteen de aanval kiest. Met deze aanvalshouding kan de spin ook meer kracht zetten als ze een prooi bijt.

Snelle spin

Met de Atrax robustus valt niet te spotten. Ze is zeer snel en houdt iemand die langzaam loopt makkelijk bij. Ook zal ze herhaaldelijk en telkens opnieuw in de aanval gaan en proberen te bijten. Het vrouwtje wacht in haar web tot er nietsvermoedende prooi voorbij komt. Dat kunnen (bid)sprinkhanen, kakkerlakken, kevers, grote mieren en slakken zijn, maar ook kleine gewervelde dieren, zoals kikkers, hagedissen en zelfs vogeltjes die onder het struikgewas naar zaadjes pikken. De tunnelwebspin bijt net zo lang en vaak tot de prooi niet meer beweegt, waarbij ze het slachtoffer stevig omklemt.

Het web

Overigens is ook de huisspin een trechterwebspin. Karakteristiek bij de Australische trechterwebspin is eveneens de buisvormige holte van het web waarin de spin zich terugtrekt en haar prooi verorbert. Vanuit de buisopening of trechter, omringd door zijdeachtig spinsel, lopen struikellijnen. Onvoorzichtige insecten raken die lijnen. Door de trillingen is de spin meteen zeer alert. Indien het prooi betreft, rent ze bliksemsnel uit haar 'tunnel', grijpt en bijt de prooi en sleurt het insect via de buisvormige ingang het nest in.

Voortplanting

De mannelijke Atrax robustus weeft een soort matje waarop sperma uit de achterzijde van het lijfje ligt. Dat matje houdt hij vast tussen zijn palpen (valse poten) en brengt het naar het vrouwtje dat het sperma gebruikt of opslaat. In de late zomer en herfst gaan de mannetjes op zoek naar een vrouwtje en laten zich leiden door feromoonsporen. De vrouwtjes zetten gemiddeld 100 eitjes af, die geelgroen van kleur zijn.

Beet van de Australische tunnelwebspin (Atrax robustus)

Atrax robustus
Het gif van de Atrax robustus is zeer krachtig en binnen een kwartier dodelijk voor de mens. Dat geldt overigens met name voor kinderen, ouderen en zieken. Vooral het gif van de mannetjes is uitermate gevaarlijk. Vrouwtjes zijn zeven tot acht keer minder giftig. Honden en katten schijnen minder last van het gif te hebben dan de mens en primaten. De dodelijke stof in het gif is atracotoxine (natriumionenblokker), specifiek het robustoxine, een presynaptisch neurotoxine dat de spieractiviteit remt.

Symptomen

De verschijnselen van de beet van de Atrax robustus treden na enkele minuten op en worden steeds erger.
  • heftige pijn bij de beet;
  • de insteekplaatsen van de hoektanden (enkele millimeters van elkaar) zijn duidelijk zichtbaar;
  • kleurverandering bij de beet, zoals roodheid;
  • speeksel- en tranenvloed;
  • spierkrampen;
  • ademhalingsmoeilijkheden als gevolg van longoedeem;
  • gedesoriënteerd in tijd, plaats en persoon;
  • verwardheid, hallucinaties;
  • bewusteloosheid, coma;
  • hoge bloeddruk;
  • hartritmestoornissen, waaronder tachycardie (snelle hartslag) en atrium- en kamerfibrilleren;
  • hartstilstand.

Eerste hulp (EHBO) bij een beet

Het is uitermate belangrijk dat iemand die gebeten is door de Australische tunnelwebspin (Atrax robustus) zo snel mogelijk professionele medische hulp krijgt, er in het ziekenhuis antigif wordt toegediend en de systeemorganen, zoals hart, longen en nieren, continue gemonitord worden. Breng meteen een samentrekkend drukverband aan, waarbij het brede verband dus samentrekkend over de beet is aangebracht, zoals bij een verstuikte enkel. Breng geen tourniquet aan. Spalk eventueel het aangedane lichaamsdeel, zoals de arm of het been. Vervoer het slachtoffer zo snel mogelijk naar het ziekenhuis. Houd in afwachting daarvan de vitale functies goed in de gaten, zoals de hartslag en ademhaling. Reanimeer eventueel. Kalmeer het slachtoffer.

Preventie

Atrax robustus
In het genoemde gebied waar Sydney-tunnelwebspinnen voorkomen is het belangrijk enkele gedragsregels in acht te nemen. Daarmee voorkomt men in de meeste gevallen een beet. Deze voorzorgsmaatregelen gelden met name in perioden van verhoogde spinnenactiviteit, zoals in de nazomer en herfst. In Australië is dat van december tot juni. Het zijn vooral de mannetjes die ronddwalen. Ook na hevige regenval is het risico groter. Let ook op als u in de tuin werkt; trek dus altijd tuinhandschoenen aan.

Voorzorgsmaatregelen

  • Berg kleding netjes op, wat wil zeggen dat kleren niet achteloos op de vloer mogen liggen. Australische tunnelwebspinnen hebben de neiging om erin te kruipen. Controleer de kleren eerst voordat u ze aantrekt.
  • Loop met name 's avonds en 's nachts niet blootsvoets rond. Vooral in deze perioden zijn de mannetjes dolend.
  • Klop sloffen en schoenen eerst uit. Ook overdag.
  • Grijp nooit met uw blote hand in donkere hoeken van bijvoorbeeld de garage of in berghokken.
  • Let op als u kampeert. Inspecteer de grond waar uw tent staat.
  • In het stedelijke Sydney vormen stadstuinen, -parken, particuliere tuinen en verwaarloosde stadsdelen hoge risicogebieden. Wees daar extra voorzichtig.

Lees verder
> Het ingenieuze web van de spin
> De gewone mijnspin (Atypus affinis) lijkt op een vogelspin
> Spinnen zijn geen insecten
De grote spoorspin (Cheiracanthium punctorium) is een agressieve renspin
Bang voor spinnen?


Bronvermelding
. https://en.m.wikipedia.org/wiki/Sydney-funnelweb-spider
. http://www.inchem.org/documents/pimsanimal/atrax.htm
http://dierenweetjes.be/Spinnen/Spinneneninformatie/australische%20trechterwebspin.html


Fotoverantwoording
. Australian Museum, Sydney / Bron: Sputniktilt, (CC BY-SA-3.0)
. Tirin (CC BY-SA-3.0)
Doug Beckers from Macmasters Beach, Australia (CC BY-SA-2.0)
Onbekend (CCO)
Toby Hudson (CC BY-SA-3.O)
Provaprova, Public domain, via Wikimedia Commons

01 oktober 2023

Padma mayurasana - kort samengevat

Deze variant van de pauwhouding (mayurasana) geeft de mentale en fysieke balans een boost. Maar ook kracht, een gevoel van intense rust en zelfbeheersing zijn voordelen die bij deze yogahouding horen. De moeilijkheid van padma mayurasana is dat die in de lotushouding (padmasana) wordt uitgevoerd en sterke buikspieren vereist. Het is kortom een yogahouding voor gevorderden. Beoefen deze houding toegewijd en spijsverteringsklachten zullen verdwijnen. Kort samengevat volgt hieronder de beoefening van padma mayurasana.

Inhoud

* Achtergrond van padma mayurasana (pauwhouding in lotus)
    * Zen
* Technische aspecten
* Let op het volgende
* Voordelen van padma mayurasana (pauwhouding in lotus)
    * Therapeutische toepassingen

Achtergrond van padma mayurasana (pauwhouding in lotus)

Mayura is Sanskriet en betekent ‘pauw’. Padma is een ander woord voor ‘lotus’. Asana wil zeggen ‘(zit)houding’. In tegenstelling tot mayurasana (pauwhouding) is de lotusvariant een houding voor gevorderde studenten in hatha-yoga.

Zen

Padma mayurasana is een van de yogahoudingen die balans symboliseren, zowel fysiek als mentaal. Gerelateerd aan het zenbegrip hara is padma mayurasana gericht op het zwaartepunt van de mens, ofwel het gebied rond de navel. Hara is een spiritueel begrip in het Japanse zen en in het Chinese spirituele denken, zoals in tai chi. De yogahouding schenkt dan ook intense rust, naast vele andere voordelen. Daarnaast wordt padma mayurasana in verband gebracht met het effectief ontgiften van het lichaam. Vandaar ook het woord ‘pauw’ in deze asana. Deze vogel met de schitterende kleurenpracht van het verenkleed is een alleseter en verorbert zelfs de giftigste slangen en schorpioenen zonder er aan dood te gaan.

Technische aspecten 

Padma mayurasana
(pauwhouding in lotus)
Beheers eerst padmasana voordat u aan deze variant voor gevorderden begint. Ga altijd vanuit de lotushouding in padma mayurasana.
  1. Ga eerst in padmasana, handen op de knieën.
  2. Buig tijdens een uitademing naar voren. Plaats nu de handen vlak naast elkaar en omgekeerd op de vloer voor u. Let op: de gespreide vingers wijzen dus naar achteren.
  3. Buig de ellebogen en houd ze net als de onderarmen tegen elkaar aan. Zorg er ook voor dat de onderarmen loodrecht op de vloer steunen.
  4. Terwijl de ellebogen in de maagstreek drukken, tegen het middenrif (diafragma) aan, brengt u het lichaam steeds verder naar voren. De bovenarmen steunen de borstkas. De knieën komen nu los van de vloer. Zoek voortdurend het juiste evenwicht (hara). In de klassieke padma mayurasana 'zweeft' het lichaam evenwijdig aan de vloer, dus niet schuin. Het hele lichaamsgewicht steunt op de handen, wat veel kracht vergt. Ook is het belangrijk dat de bovenbenen in de lotushouding een rechte lijn vormen met het bovenlichaam.
  5. Blijf tot een paar minuten in padma mayurasana.
  6. Kom in omgekeerde houding terug in de klassieke lotushouding (padmasana).
  7. Rust uit in savasana (lijkhouding).

Let op het volgende

Vertoeven in padma mayurasana, en de houding correct uitvoeren, vergt veel kracht. Zorg dus eerst voor sterke armen en polsen. Onder andere chaturanga dandasana (vierledige stafhouding) is daar heel geschikt voor. Let ook op dat u de ellebogen in de buik drukt, specifiek op de rechte buikspier (musculus rectus abdominis). Het is vooral het samenspel met deze spier die voor stabiliteit zorgt. Deze spier zorgt met andere woorden voor de juiste buiksteun tijdens het uitvoeren van deze asana, een variant van mayurasana (pauwhouding). In padma mayurasana staan de onderarmen loodrecht op de vloer.

Voordelen van padma mayurasana (pauwhouding in lotus)

Mayurasana (pauwhouding)
Deze yogahouding waarborgt een uitstekende doorbloeding van de buikorganen, zoals de lever, alvleesklier, darmen, nieren en milt. Onder andere obstipatie zal tot het verleden behoren. In de filosofie van hatha-yoga wordt padma mayurasana sterk in verband gebracht met de ontgiftende werking ervan. Kracht, rust (in hara zijn) en zelfbeheersing staan eveneens symbool voor deze yogahouding. Padma mayurasana is een yogahouding die ook in de klassieke Indiase hatha-yogageschriften Hatha Yoga Pradipika en Gheranda-samhita is vermeld.

Therapeutische toepassingen

Padma mayurasana is een yogahouding voor gevorderde studenten in hatha-yoga. De asana wordt als ondersteunende therapie ingezet bij onder andere de volgende klachten en aandoeningen:
  • stress;
  • slecht concentratievermogen;
  • carpaaltunnelsyndroom;
  • slechte leverfunctie (ontgiftende werking van deze yogahouding);
  • spijsverteringsklachten, zoals slechte eetlust en obstipatie;
  • gebrek aan mentale en fysieke balans;
  • verzwakte spieren van schouders, armen, polsen en buik;
  • slechte doorbloeding van de buikorganen;
  • diabetes;
  • weinig zelfbeheersing.

Lees verder
Dwi pada koundinyasana (albatroshouding III)
Parsva kukkutasana (zijwaartse haanhouding)
Hatha-yoga - een korte uitleg
Triang mukhottanasana
Visvamitrasana


Bronvermelding
. 'Textbook of Yoga', George Feuerstein, Hutchinson, London
. 'Light on Yoga', B.K.S. Iyengar, George Allen & Unwin, London
. 'Genezen door yoga', Henk Schuthof, La Riviere & Voorhoeve, Zwolle

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: padma mayurasana;Yogini Asha, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons
. Yogini Asha, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons
. Drchirag patel, CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons