31 december 2024

Behangersbijen zijn belangrijke bestuivers

Behangersbijen (Megachile) leven niet in kolonies, ofwel staten, en worden ook wel 'bladsnijders' genoemd. Deze bijen zijn solitair en bouwen op zeer zorgvuldige wijze met behulp van uitgeknipte bladeren een kleine cel met een voedselvoorraad die bestaat uit nectar en pollen. Aldus hebben de jonge bijen voldoende te eten tot ze het volgende voorjaar kunnen uitvliegen. Min of meer tragisch is dat de moederbijen sterven voordat de jongen uit de eitjes komen. Mede dankzij de lange en dichte beharing (buikschuier) zijn behangersbijen belangrijke bestuivers.

Inhoud

* Taxonomische indeling van behangersbijen (Megachile)
* Kenmerken
    * Ogen
    * Mandibels
    * Poten
    * Buikschuier
    * Angel
    * Nestbouw
* Het ingenieuze nest van de behangersbij
* Voortplanting en levenscyclus
    * Mannetjes of vrouwtjes?
* Voedsel
* Verspreiding
* Belangrijke kenmerken van behangersbijen (Megachile)

Taxonomische indeling van behangersbijen (Megachile)

Megachile lagopoda
Behangersbijen behoren tot de klasse van de Insecta (insecten), de orde van de Hymenoptera (vliesvleugeligen), de onderorde van de Apocrita, de superfamilie van de Apoidea, de familie van de Megachilidae, de onderfamilie van de Megachilinae, de geslachtengroep Megachilini en het geslacht Megachile. In Nederland komen dertien soorten van deze grote, breedgebouwde bijen voor. Ze zijn wijdverbreid in Europa, Azië en Noord-Amerika, maar doorgaans niet talrijk.

Kenmerken

Behangersbijen kan men relatief vaak nabij rozenstruiken spotten. Aangezien deze bijen de nesten met stukjes blad behangen, verandert menig rozenblad in korte tijd in een 'gatenkaas'. Ook is de behangersbij een belangrijke bestuiver, mede dankzij de buikschuier van dichte beharing aan het achterlijf waar het stuifmeel tussen blijft hangen.

Ogen

Dankzij de samengestelde facetogen kunnen behangersbijen zich uitstekend oriënteren.

Mandibels

Met de schaarachtige monddelen (mandibels) kunnen behangersbijen in korte tijd stukjes blad afbijten en doorknippen om de individuele nestcellen mee te behangen.

Poten

Behangersbijen zijn de enige bijen die geen arolia aan het uiteinde van de voeten (tarsus) hebben. Arolia zijn de hechtorganen bij geleedpotigen, zoals spinnen. Deze bijen kunnen dus niet over gladde oppervlakken omhoog kruipen, zoals een glazen raam.

Buikschuier

Megachile montenegrensis
De lange, dichte beharing bevindt zich bij het achterlijf. Hiermee verzamelen de bijen stuifmeel en zijn ze tevens belangrijke bestuivers. Ook blijven er pollen tussen hangen die als voedsel dienen voor de larven in de nestcellen. Kenmerkend is ook dat behangersbijen veel hariger zijn dan bijvoorbeeld de honingbijen.

Angel

De vrouwtjes hebben een angel waarmee bepaalde soorten flink kunnen steken.

Nestbouw

Om de talrijke individuele nestcellen te kunnen bouwen, knipt de behangersbij ovale stukjes blad uit de grote bladeren. Doorgaans 15 tot 20 stukjes voor elke cel. De stukjes worden zorgvuldig aan elkaar geplakt.

Het ingenieuze nest van de behangersbij

Elk eitje - en na het uitkomen ervan de larve - van de behangersbij krijgt een eigen nestkamer. In de meeste gevallen ziet men deze nestcellen in uithollingen van levend of dood hout, waarbij de openingen ongeveer 6 mm zijn. Ook hebben deze nesten de vorm van een vingerhoed, opgebouwd uit 15 tot 20 ovale stukjes blad, die gebruikt worden om er de celwanden mee te behangen. Een aantal ronde stukjes wordt voor de bodem en het deksel gebruikt. Met behulp van uithardend speeksel plakt de bij al die stukjes aan elkaar. Haar voorkeur gaat uit naar buigzame, zachte blaadjes, zoals blaadjes van rozen en andere bloemen.

Voortplanting en levenscyclus

Nadat de nestcel is gebouwd, worden er pollen en nectar in de holte gedeponeerd. De nectar braakt de bij uit haar honingmaag. Daarna zet ze een eitje af en maakt ze het nest dicht. Na het uitkomen van het eitje heeft de larve voldoende voedsel tot de jonge behangersbij kan uitvliegen.

Mannetjes of vrouwtjes?

Megachile lerma
Dat bepaalt de moederbij zelf door het ei wat spermavoorraad te geven of dat na te laten. Uit de bevruchte eitjes komen de vrouwtjes. Uit de aan de buitenzijde van het nest afgezette eitjes verschijnen de mannetjes, die overigens als eerste uitkomen en op zoek gaan naar vrouwtjes die later het luchtruim kiezen. Na de paring leeft het mannetje niet lang meer. Het vrouwtje gaat echter nog enkele weken vlijtig door met het bouwen van nestcellen, waar ze gemiddeld ongeveer tweeëneenhalf uur over doet, en dat haar hele leven lang.

Voedsel

Pollen en nectar. Daar leeft de behangersbij van. Allerlei soorten bloemen worden daarvoor bezocht en ‘gekeurd’. Opmerkelijk is dat behangersbijen het voor de mens onzichtbare ultraviolet licht kan waarnemen. Daardoor kan een bloem een breed kleurenpalet tonen aan de bij, terwijl de betreffende bloem voor mensen gewoon geel, rood of een andere kleur heeft. De ultraviolette ‘markeringen’ leiden de bijen naar de geschikte nectarbronnen, soms wel naar 20 bloemen per minuut als de soortenrijkdom in haar omgeving groot is. Onderwijl bestuift ze de bloemen en verzamelt ze pollen in de buikschuier waarmee de nestcellen van voedsel worden voorzien.

Verspreiding

Behangersbijen zijn wijdverbreid in heel Europa, Noord-Amerika en grote delen van Azië. Ze komen echter ook in kleinere gebieden van Afrika en Zuid-Amerika voor.

Belangrijke kenmerken van behangersbijen (Megachile)

  • Lengte: 9-18 mm. De mannetjes zijn iets kleiner dan de vrouwtjes.
  • Monddelen: de mandibels zijn schaarvormig en scherp; ze knippen er moeiteloos stukjes uit bladeren mee.
  • Kleur: de mannetjes en vrouwtjes zijn donkerder en hariger dan de honingbij. Ook is het achterlijf meer afgerond.
  • Gedrag: solitair. Behangersbijen vormen geen staten (kolonies).
  • Voedsel: pollen en nectar.
  • Levensverwachting: mannetjes 1 maand; vrouwtjes ca. 2 maanden.
  • Soorten: in Nederland leven 13 soorten; wereldwijd zijn dat er ongeveer 1500.

Lees verder
Wandelende takken (Phasmida) - meesters in camouflage
Boktorren hebben een slecht imago
De mysterieuze bidsprinkhaan
Spinnen zijn geen insecten
Veldsprinkhanen - kenmerken, leefwijze, voortplanting


Bronvermelding

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: Behangersbij (Megachile fidelis); iNaturalist user: rojasburke, CC BY 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/4.0>, via Wikimedia Commons
. Gideon Pisanty (Gidip) גדעון פיזנטי, CC BY 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/3.0>, via Wikimedia Commons
. Gideon Pisanty (Gidip) גדעון פיזנטי, CC BY 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/3.0>, via Wikimedia Commons
. Afsar Nayakkan, CC BY 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/4.0>, via Wikimedia Commons

04 december 2024

De merkwaardige dodo

De dodo is een merkwaardige, uitgestorven vogel die sterk tot de verbeelding spreekt. De vogel kon niet vliegen, wat op zich al bijzonder is, en leefde alleen op het eiland Mauritius in de Indische Oceaan, nabij Madagascar. De dodo is naar verluidt eind 17de eeuw uitgestorven, in elk geval is hij sinds die periode niet meer waargenomen. De huidige duif is een levende verwant van de dodo. Feitelijk is de dodo in minder dan tweehonderd jaar uitgeroeid na de kolonisatie door de Portugezen van Mauritius in het begin van de 16de eeuw.


Inhoud

* Taxonomische indeling van de dodo (Raphus cucullatus)
* Kenmerken van de dodo
    * De dodo kon niet vliegen
    * Weinig over bekend
* Leefwijze
    * Zo werd de dodo uitgeroeid
    * Honden, katten, ratten... en bomenkap
* Calvariebomen op Mauritius
* Verspreiding
* Belangrijke kenmerken van de dodo (Raphus cucullatus)

Taxonomische indeling van de dodo (Raphus cucullatus)

Mens en dodo
De uitgestorven dodo behoorde tot de klasse van de Aves (vogels), de orde van de Columbiformes (duifachtigen), de familie van de Columbidae (duiven), de onderfamilie van de Raphinae (dodo’s) het geslacht Raphus en de soort Raphus cucullatus. De dodo werd ook wel Portugese pinguïn of walgvogel genoemd, aangezien het vlees naar verluidt volgens sommigen praktisch oneetbaar was, alleen als je veel honger had. Daarnaast had de dodo nog een aantal andere bijnamen.

Kenmerken van de dodo

Dat de dodo een merkwaardig uitziende vogel werd genoemd, was niet vreemd. De vogel woog tussen de 15 en 20 kilo en werd tot ongeveer een meter lang. Het dier had relatief grote, gele voeten (en poten) met flinke klauwen, vleugels die niet meer waren dan stompjes, een korte hals en een uit de kluiten gewassen, gebogen snavel. Deze grijzige vogel had volgens de beschrijvingen een witte staartpluim en gelige kraaloogjes. Al met al zag hij er daardoor ook enigszins komisch uit.

De dodo kon niet vliegen

Vogels die slecht kunnen vliegen, zijn doorgaans snelle lopers. Bij de dodo was dat anders. Hij waggelde op een onhandige, houterige manier, waardoor hij een makkelijke prooi zou kunnen zijn voor roofdieren en natuurlijke vijanden. Maar die waren er niet op Mauritius. Mede daardoor is de dodo zijn vliegvermogen kwijtgeraakt; hij hoefde immers nergens voor te vluchten. Daar staat tegenover dat de dodo om die reden een gemakkelijke prooi was voor scheepsbemanningen die in vervlogen tijden Mauritius aandeden en wel eens wat anders wilden eten dan ‘scheepsvoer’.

Weinig over bekend

Dodo (Raphus cucullatus)
reconstructie
Overigens is alles wat we nu weten over de dodo bekend geworden dankzij de 17de-eeuwse ooggetuigenverslagen van Europeanen, wat fossielen en deelverslagen in museumcollecties. Complete skeletten van de dodo zijn er niet, wel een kop, een poot en enkele andere botjes. Het beroemde dodo-bot waar Boudewijn Buch mee kwam, bleek later van een schildpad te zijn. De dodo blijft dus een enigszins mysterieuze ‘vogel’ van weleer.

Leefwijze

Uit skeletvondsten van de herbivore dodo bleek dat het dier kiezels inslikte om de harde zaden te kunnen vermalen en verteren. Volgens de overgeleverde documenten was de dodo monogaam, en had hij een soort balts in de vorm van klapwieken met de vleugels. De dodo legde een enkel ei op het gras en het jong werd door beide ouders verzorgd.

Zo werd de dodo uitgeroeid

In het begin van de kolonisatie door de Portugezen, begin 16de eeuw, waren er veel dodo’s op het eiland. Ongeveer honderd jaar later lieten ook Nederlandse schepen zich zien. De eerste ‘uitgebreide’ beschrijvingen waren van Jacob Corneliszoon van Neck. In 1626 werd het eerste levende exemplaar van de dodo tentoongesteld in Amsterdam. In 1681 werd de dodo voor het laatst waargenomen op Mauritius en is waarschijnlijk in hetzelfde jaar uitgestorven

Honden, katten, ratten… en bomenkap

Dodo (Raphus cucullatus)
reconstructie

Toen de eerste Europese kolonisten voet aan wal zetten op het eiland Mauritius in de Indische Oceaan verbaasden ze zich over deze merkwaardige vogel. Hij kreeg tal van bijnamen, zoals ‘wilde kalkoen’ en ‘kuifzwaan’. Aangezien de dodo geen natuurlijke vijanden had, waggelden deze loopvogels argeloos naar de mensen toe, zich van geen onheil bewust. Aldus werden de dodo’s met de duizenden gedood en deden de hongerige scheepsbemanningen zich tegoed aan het naar verluidt taaie vlees. Maar honger en vele maanden op zee maakten natuurlijk veel goed. De uitroeiing van de dodo was ook het rechtstreekse gevolg van onder andere de bomenkap. De meegenomen huisdieren van de scheepsbemanningen, zoals varkens, honden en katten, zagen in de dodo - en de eieren en jonge dodo’s - een even makkelijke prooi. En de ratten deden de rest. In minder dan tweehonderd jaar was de dodo uitgestorven door menselijk toedoen.

Calvariebomen op Mauritius

Calvariebomen waren wijd verspreid op Mauritius. De dodo speelde daar een grote rol in. Het dier at de vruchten en dankzij de sterk gespierde maag (met kiezels) werden de zaaddozen gekraakt en kwamen de zaden vrij. Tijdens de uitroeiingsperiode van de dodo werd het voor deze boomsoort steeds moeilijker om zich te verspreiden.

Verspreiding

Reconstructie skelet van dodo
De dodo kwam alleen op Mauritius voor, ongeveer 800 kilometer ten oosten van Madagascar in de Indische Oceaan.

Belangrijke kenmerken van de dodo (Raphus cucullatus)

Lengte: ongeveer een meter, de grootte van een kalkoen.
Snavel: ca. 23 cm lang.
Gewicht: 15-20 kg.
Broedperiode: gehele jaar, monogaam.
Eieren: jaarlijks een enkel ei.
Broedduur: ca. 50 dagen.
Voeding: herbivoor, vooral zaden en vruchten.
Roep: volgens de optekeningen maakte de dodo het geluid van een gans. In weer andere documenten en verslagen staat dat de dodo zich altijd in stilzwijgen hulde.

Lees verder
Is het monster van Loch Ness een plesiosaurus?
Plesiosaurus - bestaat de zeedraak nog steeds?
Het verschil tussen uitgestorven en prehistorische dieren
Eenvoudige indeling van het dierenrijk
Zo ontstaat een vogelei


Bronvermelding

Fotoverantwoording
. Inleidingsafbeelding: dodo (Raphus cucullatus); Jebulon, CC0, via Wikimedia Commons
. LitigiousOx, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons
. DEFI-Écologique, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons
. Musée d'Histoire Naturelle de Lille, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons
. James Erxleben, Public domain, via Wikimedia Commons

23 november 2024

Namen van de rugspieren

Spieren kunnen zich samentrekken en worden dan korter, dikker en steviger, ofwel harder. Dankzij de skeletspieren kunnen de skeletbotten waaraan ze bevestigd zijn met behulp van pezen bewegen. Spieren als zodanig zijn ook belangrijk voor het normaal functioneren van organen, zoals het hart, dat feitelijk een grote spier is, en voor het behoud van de normale lichaamshouding. Het merendeel van de spieren van het menselijk lichaam bestaat uit skeletspieren. Ze zijn in te delen in spiergroepen, zoals de spieren van de rug, de ledematen, de buik en de borst.

Inhoud

* Pezen
    * Peesscheden
* Spiergroepen
* Namen van de belangrijkste spieren van de rug

Pezen

Rugspieren
Bij skeletspieren vormen pezen de verbindingsstukken tussen de spier en het bot. Pezen trekken zich niet samen, zoals een spier, maar brengen de werking van de spier over op het te bewegen bot en bestaan uit collageen weefsel, een soort bindweefsel. Pezen kunnen ver van de spier verwijderd zijn. Een voorbeeld daarvan zijn de pezen van de vingerkootjes. Deze spieren worden gebogen door buigspieren die nabij de elleboog ontspringen. De pezen ervan zijn zichtbaar en vooral goed voelbaar bij de pols.

Peesscheden

Peesscheden zijn een belangrijk onderdeel van de pezen. Ze bestaan uit een dubbele bindweefselkoker, waarvan de binnenbekleding vergelijkbaar is met die van een gewricht. De pees zelf is eveneens met die laag bekleed en scheidt taai vocht af, zoals in een gewricht. Het grote voordeel daarvan is dat bij elke beweging van de spier de wrijving sterk vermindert tijdens het heen en weer glijden.

Spiergroepen

Skeletspieren werken groepsgewijs, zoals de spieren van de rug, benen, armen en borst. De belangrijkste skeletspiergroepen zijn:

Namen van de belangrijkste spieren van de rug

Rugspieren
Hoewel alle skeletspieren feitelijk even belangrijk zijn voor het totale functioneren van het lichaam, vormt de rug wel een hele cruciale schakel in dat geheel. Sterke rugspieren hebben op directe wijze een positieve invloed op de gezondheid, de prestaties en stabiliteit van de lichaamshouding. Het belang van sterke rugspieren mag niet worden onderschat. Bij de rugspieren onderscheiden we drie belangrijke spieren:

1. Musculus latissimus dorsi (brede rugspier) Deze spieren zijn onmiskenbaar bij iemand met getrainde rugspieren. De V-vorm van de rug heeft alles te maken met deze parig aangelegde spier. Ook bij het bewegen van de schouders hebben deze spieren een belangrijke functie. Ze zijn met pezen bevestigd aan de doornuitsteeksels van de onderste zes borstwervels en de lendenwervels. De naar voren geheven arm wordt door deze spieren naar achteren gebracht, zoals bij het heffen van de arm tijdens een bijlslag.

2. Musculus trapezius (monnikskapspier) Deze spier loopt van de schedelbasis, ofwel het onderste deel van schedel, tot het midden van de rug. De monnikskapspier heeft een ruitvorm en lijkt op een monnikskap, vandaar de naam die er vroeger aan gegeven werd. De spier ondersteunt de schouders en helpt bij het samentrekken en optrekken van de schouders. De musculus trapezius bestaat uit drie delen: de pars descendens (bovenste vezels), pars transfers (middelste vezels) en pars ascendens (onderste vezels).
 
3. Musculus rhomboideus (ruitvormige spier) De musculus rhomboideus bevindt zich onder de musculus trapezius en loopt van de doornuitsteeksels van de bovenste borstwervels naar de schouderbladen. Een belangrijk kenmerk van de musculus rhomboideus is dat deze spier zorgt voor het soepel naar beneden draaien van de schouderbladen. De spier draagt bij aan een sterke, lenige rug.

Lees verder
Veel lichaamsbeweging is gezond voor ouderen
Namen van de beenspieren
Namen van de buikspieren
Namen van de borstspieren (borstwandspieren)
Namen van de armspieren


Bronvermelding

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: rugspieren; InjuryMap, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons
. Rhomboideus_minor.png: modified by Uwe Gillederivative work: Berichard, Public domain, via Wikimedia Commons
. OpenStax College, CC BY 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/3.0>, via Wikimedia Commons

14 november 2024

Urdhva kukkutasana - kort samengevat

Urdhva kukkutasana is alleen geschikt voor yogi’s bij wie de balans en armspieren goed ontwikkeld zijn. Daarnaast zijn de benen in de lotushouding (padmasana), wat de asana extra lastig maakt. Let dus op, want deze yogahouding is om die reden zeer blessuregevoelig. In deze ‘zwevende’ yogahouding is het belangrijk om eerst de basishoudingen onder de knie te krijgen. Het juiste evenwichtsgevoel voor het voltooien van urdhva kukkutasana volgt dan vanzelf. De ‘opwaartse haanhouding’ is een goede oefening voor het verkrijgen van sterke rug-, arm-, en buikspieren en een uitstekende balans.

Inhoud

* Achtergrond van urdhva kukkutasana (opwaartse haanhouding)
* Technische aspecten
* Let op het volgende
* Voordelen van urdhva kukkutasana (opwaartse haanhouding)
    * Therapeutische toepassingen

Achtergrond van urdhva kukkutasana (opwaartse haanhouding)

Kukkuta betekent ‘haan’ in het Sanskriet, en urdhva wil zeggen ‘opwaarts gericht’. Asana is Sanskriet voor ‘(zit)houding’. Urdhva kukkutasana is een klassieke yogahouding die vermeld wordt in de klassieke Indiase yogageschriften, zoals de Hatha Yoga Pradipika. De lotushouding, ofwel padmasana, maakt deel uit van deze asana voor gevorderden.

Technische aspecten

Urdhva kukkutasana
(opwaartse haanhouding)
Het is voor het beoefenen van urdhva kukkutasana (opwaartse haanhouding) belangrijk dat u eerst padmasana (lotushouding) beheerst. Met de basishoudingen verkrijgt u voldoende armkracht en balans voor deze asana.
  1. Zit in padmasana. De handen plaatst u voor de knieën op de vloer, op schouderbreedte. De vingers wijzen naar voren.
  2. Buig nu naar voren. Vind de juiste balans terwijl u op uw handen balanceert.
  3. Probeer nu in padmasana de knieën zo ver mogelijk op de achterzijde van de bovenarmen te krijgen, zo dicht mogelijk bij de oksels en met de rug recht.
  4. Blijf een minuut in urdhva kukkutasana, of naargelang uw capaciteiten. Adem rustig door. In de klassieke ‘opwaartse haanhouding’ legt u het hoofd in de nek en kijkt u recht vooruit.
  5. Kom in omgekeerde volgorde terug in de lotushouding.
  6. Ontspan in savasana (lijkhouding).

Let op het volgende

Urdhva kukkutasana is blessuregevoelig, aangezien het lichaam op de gestrekte armen balanceert. Wees u dus ervan bewust dat als u naar voren of naar achteren valt, u uzelf niet kunt opvangen en u zich mogelijk ernstig bezeert. Beheers dus eerst de basishoudingen, waaronder padmasana. Oefen in het begin bij een muur of onder begeleiding. Overstrek de ellebogen tijdens het balanceren niet. Plaats de armen loodrecht - met gespreide vingers - en op schouderbreedte op de vloer. Houd de rug recht (horizontaal) tijdens de voltooing van deze asana. Als u urdhva kukkutasana voor het eerst beheerst, zal dat een boost geven aan uw zelfvertrouwen en mentale balans. Mijd deze moeilijke asana tijdens de zwangerschap, bij hoge bloeddruk, gewrichtsaandoeningen en bij hartkwalen. Vraag dan eerst medisch advies.

Voordelen van urdhva kukkutasana (opwaartse haanhouding)

Urdhva kukkutasana
(opwaartse haanhouding)
Zoals vermeld is deze yogaoefening ideaal voor een perfecte fysieke balans met een positieve mentale weerslag. Het lijkt of u met deze asana de zwaartekracht trotseert. Ook traint u de arm-, buik- en rugspieren

Therapeutische toepassingen

Urdhva kukkutasana wordt als ondersteunende therapie gebruikt bij onder andere de volgende aandoeningen en klachten:
  • stijve rug;
  • fysieke en mentale onbelans;
  • zwakke arm-, buik- en rugspieren;
  • slechte spijsvertering;
  • obstipatie;
  • de asana heeft dankzij de masserende werking een positieve invloed op de buikorganen.

Lees verder
Vier gemakkelijke meditatiehoudingen
Triang mukhottanasana
Eka pada bakasana I - kort samengevat 
Hatha-yoga - een korte uitleg
Visvamitrasana


Bronvermelding
. 'Light on Yoga', B.K.S. Iyengar, George Allen & Unwin Ltd., Londen
. 'Textbook of Yoga', Georg Feuerstein, Hutchinson, London
'Yoga und Medicin', Jurg Wunderli, J. Fink Verlag, Stuttgart

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: urdhva kukkutasana (opwaartse haanhouding);Robert Bejil. Find me also on:BLOG | FACEBOOK | TWITTER | GOOGLE+, CC BY 2.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/2.0>, via Wikimedia Commons
. lululemon athletica, CC BY 2.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/2.0>, via Wikimedia Commons
. Robert Bejil. Find me also on:BLOG | FACEBOOK | TWITTER | GOOGLE+, CC BY 2.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/2.0>, via Wikimedia Commons

04 november 2024

Namen van de buikspieren

Spieren bestaan uit weefsel dat zich zodanig kan samentrekken dat we ons - in combinatie met het skelet - kunnen bewegen. Ook zijn de spieren van cruciaal belang om de normale lichaamshouding te waarborgen. Verder hebben ze een belangrijke functie inzake de werking van organen, zoals het hart dat feitelijk uit spierweefsel bestaat. Skeletspieren maken de hoofdmoot uit van het totale spierweefsel. De uiteinden van skeletspieren zijn met pezen aan botten gehecht. Dit spierweefsel is in te delen in spiergroepen. Ze werken groepsgewijs, zoals de spieren van de buik, de borst, de benen en armen.

Inhoud

* De structuur van skeletspieren
    * Spiergroepen
* Namen van de belangrijkste spieren van de buik

De structuur van skeletspieren

Anatomie spierstelsel
Skeletspieren bestaan uit spiervezels. En elke spiervezel bestaat op zijn beurt uit zogeheten myofibrillen. Dit zijn langwerpige eiwitketens die de samentrekking van het spierweefsel als geheel waarborgen. De genoemde eiwitketens zijn draderig van vorm, variërend in dikte, en bestaan uit filamenten van actine en myosine. Zodra ze door een zenuwimpuls worden geactiveerd, schuiven deze elastische filamenten in elkaar. In een fractie van een seconde trekt de myofibril en vervolgens de hele spier samen.

Spiergroepen

Skeletspieren zijn bewust aanstuurbaar, ook wel willekeurige spieren genoemd. Ze hebben een dwarsgestreepte structuur. Dit in tegenstelling tot de onwillekeurige spieren. Deze spieren hebben namelijk een gladde structuur en staan niet onder invloed van de wil. Voorbeelden daarvan zijn de hartspier en de peristaltische spieren van de darmen. Skeletspieren zijn in te delen in groepen. Ze werken ook groepsgewijs. De belangrijkste spiergroepen van het skelet zijn:

Namen van de belangrijkste spieren van de buik

Samen met de bekkenbodemspieren zorgen de buikwandspieren voor de zogeheten buikpers, die druk zet op de organen in het kleine bekken, zoals de endeldarm, de urineblaas en de baarmoeder. De buikpers ontstaat wanneer men na een diepe inademing, waarbij de stemspleet is gesloten en de uitademing niet meer mogelijk is, het middenrif zo laag mogelijk gepositioneerd is in de buikholte. De samentrekking van de buikwandspieren verkleint dan de buikholte.

Buikspieren
1. Musculus rectus abdominis (rechte buikspier) De rechte buikspier is parig aangelegd en speelt een belangrijke rol in het vooroverbuigen van de romp en het kantelen van het bekken. De spier wordt meerbuikige spier genoemd door de vele tussenpezen. Bij getrainde mensen zorgt de rechte buikspier voor het zogeheten ‘wasbord’ ofwel ‘sixpack’. De spieren lopen als twee stroken zowel links als rechts van boven naar beneden. De aanhechtingspunten zijn het borstbeen en het schaambeen.

2. Musculus obliquus externus abdominis (buitenste schuine buikspier) Deze spier is eveneens parig aangelegd. In combinatie met de rechte buikspier zorgt deze spier ervoor dat de romp kan draaien en voor druktoename tijdens de uitademing. Zoals de rechte buikspier speelt ook deze spier een rol in het naar elkaar toetrekken van het bekken en de ribben.

3. Musculus obliquus internus abdominis (binnenste schuine buikspier) Ook deze spier is parig aangelegd en loopt van de bekkenrand en vervolgens schuin naar boven naar de ribben. Samen met de buitenste schuine buikspier zorgt deze spierbundel voor het draaien van de wervelkolom en druktoename in de longen tijdens de uitademing.

4. Musculus abdominis transversus (dwarse buikspier) Deze parig aangelegde spier bevindt zich aan de binnenzijde van de schuine buikspieren en zorgt vooral voor druktoename op de ingewanden. De dwarse buikspier speelt een rol bij braken, urineren, defeceren en tijdens de bevalling.

5. Bekkenbodemspieren Deze spieren vormen de onderste begrenzing van de buikholte. Ze geven steun aan de organen in de lage buikholte en spelen onder andere een belangrijke rol bij het defeceren en urineren. Het middengedeelte van deze spiergroep vormt een peesachtig geheel met openingen voor de plasbuis, de vagina en de endeldarm. Een belangrijke bekkenbodemspier is de musculus levator ani. Bekkenbodemspieren bestaan zowel uit oppervlakkige als dieper gelegen spieren.

Lees verder
Osteoporose (botontkalking) - oorzaken, behandeling, preventie
Namen van de armspieren
Namen van de borstspieren (borstwandspieren)
Namen van de beenspieren
Namen van de rugspieren


Bronvermelding

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: spieren van de buik; OpenStax College, CC BY 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/3.0>, via Wikimedia Commons
. KVDP, Public domain, via Wikimedia Commons
. OpenStax College, CC BY 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/3.0>, via Wikimedia Commons

25 oktober 2024

Eenvoudige indeling van de zoogdieren

Alles is te vereenvoudigen, ook de enorme variëteit aan zoogdieren (mammalia). De meest eenvoudige is de onderverdeling in drie grote groepen: vleeseters (carnivoren), planteneters (herbivoren) en alleseters (omnivoren). Daarmee doet men de grote variëteit echter tekort. Wie zijn heil zoekt in de wetenschappelijke taxonomie van zoogdieren, ziet al gauw door de bomen het bos niet meer. Er is kortom behoefte aan een vereenvoudigde, maar toch min of meer complete indeling van de zoogdieren, waartoe ook de mens behoort.


Inhoud

* Verspreiding van de zoogdieren
* Taxonomische indeling van de zoogdieren (Mammalia)
    * Onderverdeling in drie groepen
* Vereenvoudigde indeling in 19 groepen

Verspreiding van de zoogdieren

Zoogdieren komen overal ter wereld voor, zowel op het land, onder de grond als in de zeeën en oceanen. Wel is het zo dat in bepaalde gebieden op de wereldkaart alleen bepaalde zoogdieren gedijen, zoals de kangoeroes in Australië en de komodovaraan op enkele Indonesische eilanden. De grootste geografische hindernissen wat betreft de verspreiding van zoogdieren worden gevormd door hoge bergketens - zoals de Himalaya - oceanen en zeeën, woestijnen en het klimaat. Met name de klimaatverandering vergt een groot aanpassingsvermogen van zoogdieren.

Taxonomische indeling van de zoogdieren (Mammalia)

Zoogdieren (Mammalia)
Zoogdieren maken deel uit van het rijk van de Animalia (dieren), de stam van de Chordata (chordadieren), de onderstam van de Vertebrata (gewervelden), de superklasse van de Amniota, de clade van de Synapsida en de klasse van de Mammalia (zoogdieren). Dit is de wetenschappelijke indeling.

Onderverdeling in drie subklassen

Naast de indeling carnivoren (vleeseters), herbivoren (planteneters) en omnivoren (alleseters) zijn er nog veel meer indelingen mogelijk, zoals:

Hogere zoogdieren (Placentalia). De jongen komen in een ver ontwikkeld stadium op de wereld.

Buideldieren (Marsupialia). In tegenstelling tot de Placentalia komen de buideldieren in de embryonale fase ter wereld. Ze groeien dus in de buidel van de moeder.

Eierleggende zoogdieren (Monotremata). Ook wel snaveldieren genoemd. Er bestaan twee soorten: het vogelbekdier (Ornithorhynchus anatinus) en de mierenegel (Tachyglossidae). Deze zoogdieren leggen eieren en zogen de jongen wanneer ze uit het ei komen. Zuigen doen de jongen echter niet. Ze likken de melk rondom de melkklier op.

Vereenvoudigde indeling in 19 groepen

De bovenstaande uiteenzetting geeft nog geen goed beeld van de ongeveer 6500 soorten zoogdieren. De onderstaande lijst kan in dat opzicht soelaas bieden. Het biedt een goed overzicht van de soortenrijkdom, en elk zoogdier past in een van de genoemde groepen.

1. Eierleggende zoogdieren (Monotremata). Dit zijn de vogelbekdieren (ornithorhynchidae) en de mierenegels (Tachyglossidae). Ze worden ook wel cloacadieren genoemd. Ze leggen eieren, maar zogen de jongen wel.

2. Buideldieren (Marsupialia). Tot deze groep behoren onder andere de koalabeertjes, kangoeroes en buidelratten. In de huidplooi bevinden zich de tepels en volgroeien de jongen.

3. Insecteneters (Eulipotyphla). Insecteneters zijn voornamelijk nachtdieren. Het betreft een breed scala aan zoogdieren, waaronder mollen, spitsmuizen en egels. Ze leven ondergronds en bovengronds.

4. Vleermuizen (Chiroptera). Ze worden ook wel handvleugeligen genoemd. De huid strekt zich uit van de vingertoppen tot de achterpoten (vlieghuid). Ze kunnen aldus uitstekend vliegen. Er zijn ongeveer 1200 soorten.

5. Zweefvliegende zoogdieren (Cynocephalidae). Huidvliegers ofwel colugos. Ze doen denken aan eekhoorns. Er zijn twee soorten: de vliegende maki (Galeopterus variegatus) en de Filippijnse vliegende maki (Cynocephalus volans). Ze kunnen niet vliegen, maar springen al zwevend tussen de bomen.

6. Primaten (Primates). Tot de groep van opperdieren behoren de mens, alle halfapen en mensapen. Het zijn de hoogstontwikkelde dieren.

7. Tandarmen (Edentata). Deze orde van zoogdieren mist snij- en hoektanden. Sommige soorten, zoals de miereneter, hebben helemaal geen tanden. Veel soorten zijn nachtdieren. Er zijn drie groepen: luiaards, miereneters en gordeldieren.

8. Schubdieren (Manidae). Dit zoogdier is bedekt met dakpansgewijze hoornschubben, behalve de buik en binnenkant van de armen. De buik is behaard. Schubdieren hebben geen tanden. Het zijn insecteneters die hun prooi met behulp van hoornige uitsteeksels in de maag vermalen. Ook klimmen ze in bomen en ze hebben een zeer goed zichtvermogen en gehoor. Het zijn nachtdieren die in holen slapen.

9. Haasachtigen (Lagomorpha). Zoals konijnen, hazen en fluithazen. Ze hebben relatief lange oren en gespierde, zware achterpoten.

10. Knaagdieren (Rodentia). Omvat een grote groep en veel soorten, waaronder bevers, eekhoorns, muizen, ratten, cavia’s en hamsters. De meeste knaagdieren hebben een lange staart en korte ledematen. De snijtanden zijn beitelvormig; ze groeien door en slijten al knagend.

11. Zeezoogdieren. Ze stammen af van de landdieren en leven in de oceanen en zeeën. Sommige ook in rivieren (zoet water). Voorbeelden van zeezoogdieren zijn de rob, zeehond en walrus. Het voedsel bestaat voornamelijk uit vis, die in zijn geheel wordt doorgeslikt.

Zoogdieren (Mammalia)
12. Roofdieren (Carnivora)
. Er zijn bijna 300 soorten. Ze voeden zich hoofdzakelijk met vlees en komen overal voor, van de poolstreken tot in woestijngebieden. Voorbeelden zijn de katachtigen, hondachtigen, beren en marters.

13. Aardvarkens (Orycteropus afer). Dit zijn termieten- en miereneters. De huid is schaars behaard. Typisch zijn de grote oren, de lange, spitse kop en zeer beweeglijke tong.

14. Walvisachtigen (Cetacea). Er zijn ongeveer 90 soorten taxonomisch ingedeeld, waaronder de baardwalvissen, tandwalvissen en dolfijnen.

15. Onevenhoevigen (Perissodactyla). Ze hebben een oneven aantal tenen. De middelste teen heeft zich ontwikkeld tot een hoef, zoals bij de paardachtigen, neushoorns en tapirs.

16. Evenhoevigen (Artiodactyla). Hiertoe behoren de nijlpaarden, zwijnen, kamelen en herkauwers. Ze hebben een even aantal tenen. De middelste twee tenen vormen een hoef. De andere twee zijn rudimentair.

17. Zeekoeien (Sirenia). Ze leven hoofdzakelijk van zeewier. De orde omvat twee families. Hun lichaam is torpedovormig met een brede staartvin.

18. Klipdassen (Procaviidae). Ze zien eruit als marmotten en hebben een voorkeur voor rotsachtige streken. Ze eten hoofdzakelijk bladeren en vruchten.

19. Slurfdieren (Proboscidea). Waaronder de overbekende olifant, het grootste landdier.

Lees verder
Karakteristieke kenmerken van zoogdieren
Coyote - de prairiewolf van Noord-Amerika
De onuitroeibare bruine rat
De mol - een plaaggeest van tuiniers
De hazelmuis - acrobaat onder de muizen


Bronvermelding

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: zoogdieren (Mammalia); Hans Hillewaert (Giraffe); (Bat)Latorilla at en.wikipedia; (Hedgehog-en) John Mittler at 777Life.com Free Image Archive; (Lion) yaaaay [1], CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons
. Adolphe Millot, Public domain, via Wikimedia Commons
. Cowfire, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons

15 oktober 2024

Namen van de borstspieren (borstwandspieren)

Mede dankzij de spieren kunnen we bewegen, waarbij de botten de aangrijpingspunten zijn. Bovendien waarborgen de spieren - in samenwerking met het skelet - een normale lichaamshouding. Ook zorgen ze voor de begrenzing van de lichaamsholten, waaronder de borst- en buikholte. Het spierstelsel kunnen we indelen in spiergroepen. Als zodanig werken ze groepsgewijs, zoals de spieren van de borst, de buik, armen en benen.



Inhoud

* Willekeurige en onwillekeurige spieren
    * Spiergroepen
* Namen van de belangrijkste spieren van de borst (borstwandspieren)

Willekeurige en onwillekeurige spieren

Anatomie spierstelsel
Een mens heeft gemiddeld ruim achterhonderd spieren, wat individueel bepaald is. Inderdaad, sommige mensen hebben meer of minder spieren dan anderen. De meeste spieren zijn onwillekeurig, ze staan met andere woorden niet onder invloed van de wil. De zogeheten willekeurige spieren wel. Spieren die men bewust kan aansturen worden dwarsgestreepte spieren genoemd, ofwel skeletspieren. De zogeheten gladde spieren zijn niet bewust aan te sturen. Voorbeelden daarvan zijn de spieren in het maagdarmkanaal, de wanden van de slagaders en de baarmoeder.

Spiergroepen

De bewust aanstuurbare spieren, ofwel de skeletspieren, zijn in te delen in groepen en de werking ervan is bovendien groepsgewijs. De belangrijkste spiergroepen van het skelet zijn:

Namen van de belangrijkste spieren van de borst (borstwandspieren)

Anatomie spierstelsel
De ademhalingsspieren maken deel uit van de borstspieren en bestaan uit de musculi intercostales (tussenribspieren en het middenrif diaphragma). Bovendien spelen de zaagspieren, schuine halsspieren en buikwandspieren eveneens een rol bij de ademhaling.

1. Musculus pectoralis major (grote borstspier)
Deze sterke spier kan men onderverdelen in de pars clavicularis, de pars sternocostalis en de pars abdominalis. De grote borstspier loopt van het borstbeen naar het opperarmbeen en zorgt er onder andere voor dat men de zijwaarts geheven armen voor de borst kan brengen.

2. Musculus pectoralis minor (kleine borstspier)
Deze spier loopt van de bovenste ribben naar het ravenbekuitsteeksel. Het betreft een van de diep gelegen spieren. De kleine borstspier trekt onder andere het schouderblad naar beneden en tegen de romp aan. De spier bevindt zich onder de musculus pectoralis major (grote borstspier).

3. Musculus serratus anterior (voorste zaagspier)
Deze spier maakt deel uit van de schoudergordel en loopt van de ribben naar de binnenzijde van het schouderblad. De spier drukt het schouderblad tegen de thorax bij het zijwaarts heffen van de armen. De voorste zaagspier bestaat uit drie delen: het craniale, intermediaire en caudale deel.

4. Musculi intercostales (tussenribspieren)
Deze spieren vullen de ruimten op tussen de ribben, waarbij men onderscheid maakt tussen de binnenste (musculi intercostales interni) en buitenste (musculi intercostales externi) tussenribspieren. De eerste groep loopt tussen de ribkraakbeenderen, en de tweede tussen de benige delen van de ribben. Beide spiergroepen bevatten afzonderlijk 11 paar spieren.

5. Diaphragma (middenrif)
Het middenrif vormt de begrenzing van de borst- en buikholte. Het middendeel bestaat uit een peesblad en de zijkanten uit spieren die zijn aangehecht aan het processus xiphoideus (zwaardvormig aanhangsel), verder aan de acht onderste ribben en met langgerekte pezen aan de 2de en 4de lendenwervel. Tussen de pezen bevinden zich openingen waar de aorta, de onderste holle ader, de slokdarm en de borstbuis (lymfevat) doorheen gaan.

Lees verder
Namen van de rugspieren
Namen van de beenspieren
De 10 belangrijkste verschillen tussen slagaders en aders
Namen van de armspieren
Namen van de buikspieren


Bronvermelding

Fotoverantwoording
. Inleidingfoto: borstspieren; Pectoralis major muscle * Original by sv:Användare:Chrizz, 27 maj 2005
. Andreas Vesalius, Public domain, via Wikimedia Commons
. KVDP, Public domain, via Wikimedia Commons

05 oktober 2024

De 10 belangrijkste verschillen tussen slagaders en aders

Een van de belangrijkste taken van de bloedsomloop is de transportfunctie. Het bloed moet voortdurend via de bloedvaten door het lichaam stromen. Aldus worden zuurstof en voedingsstoffen naar de cellen getransporteerd en kooldioxide en andere afvalstoffen afgevoerd. Het is een kringloop, een gesloten systeem waarbij het hart de voortbewegende kracht levert die het roulerende bloed door de slagaders en aders waarborgt. Slagaders en aders hebben elk een belangrijke functie in de bloedsomloop. De 10 belangrijkste verschillen op een rij.

Inhoud

* Slagaders, aders en haarvaten - verschillen in het kort
    * Kleppen
    * Haarvaten
* 10 belangrijke verschillen tussen slagaders en aders
    * Slagaders
    * Aders

Slagaders, aders en haarvaten - verschillen in het kort

Slagaders (arteriën) zijn bloedvaten die het bloed van het hart afvoeren. Aders (venen) voeren het bloed naar het hart toe. Haarvaten vormen de overgang tussen slagaders en aders. Hier vindt de uitwisseling plaats tussen zuurstof, kooldioxide en tal van voedingsstoffen (o.a. glucose voor de verbranding in de cellen), afvalstoffen en talrijke andere voor het lichaam belangrijke stoffen, zoals hormonen.

Kleppen

Bloedsomloop
In het kort zijn de bovengenoemde punten de belangrijkste verschillen. Voor een juist begrip van de bloedsomloop zijn enkele andere zaken van belang. Een daarvan is dat het bloed in dat gesloten circulatiesysteem maar een kant op kan stromen. Hier zorgen de vaatkleppen voor. Zodra aderlijk bloed naar het hart stroomt, openen de kleppen zich, zowel in de bloedvaten als in het hart. Ze zijn vergelijkbaar met minuscule sluisdeuren in de scheepvaart.
  

Haarvaten

Haarvaten (capillairen) vormen de overgang tussen de steeds kleinere slagaders en aders. Ze bevinden zich overal in het lichaam. Hier vindt de feitelijke uitwisseling van de talrijke stoffen plaats die de cellen nodig hebben. Want alles wat er in het lichaam gebeurt, staat in het teken van de cellen, ofwel de kleinste bouwstenen van het lichaam. In de weefsels waar veel verbranding plaatsvindt, en dus veel uitwisseling tussen voedings- en afvalstoffen, is het haarvatennet logischerwijs rijker vertakt, zoals in de spieren.

10 belangrijkste verschillen tussen slagaders en aders


Slagaders

1. De slagaderwand is van binnen bekleed met endotheelcellen. Ze maken de wand glad. De wand van slagaders bestaat uit drie lagen en worden ook wel ‘vaatrokken’ genoemd. De tunica intima, ofwel endotheel met bindweefsel, vormt de binnenste wand. De tunica media, ofwel de dikste laag, is tevens de belangrijkste. Deze laag bestaat uit gladde, ofwel onwillekeurige - niet aan de wil onderhevige - spiercellen en heeft een kringspierfunctie. Slagaders kunnen zich dankzij het elastische weefsel vernauwen en verwijden en gedragen zich aldus als een soort reservoir (grote arteriën). De tunica adventitia, bestaat uit spiercellen. Ze verlopen in de lengterichting met haarvaten en bindweefsel dat geleidelijk overgaat in het bindweefsel van het omringende weefsel.
2. Het slagaderlijk bloed stroomt van het hart af.
3. Vanuit het perspectief van het lichaamsoppervlak liggen slagaders doorgaans diep. Uitzonderingen zijn o.a. de pols, de hals en de slaap.
4. Bij elke hartslag zet de slagader uit.
5. De druk in slagaders is hoog.
6. Het bloed in de slagaders stroomt snel.
7. Het arterieel bloed in de grote bloedsomloop (van de linkerkamer naar het rechteratrium) is zuurstofrijk. De slagader vanaf de rechterkamer (via de longen naar het linkeratrium, ofwel kleine bloedsomloop) naar de longen is zuurstofarm.
8. De vaatwand van slagaders is relatief dik en bestaat uit drie lagen. De arteriële wand moet immers bestand zijn tegen de hoge (bloed)druk.
9. Vaatkleppen bevinden zich alleen aan het begin van de arteriën (slagaders).
10 Verwondingen aan slagaders zijn in principe gevaarlijk. Het bloed stroomt er pulserend uit, op het ritme van de hartslag. Het bloedverlies kan dus snel hoog oplopen.

Aders

Bloedsomloop
1. Aders zijn dunner, minder elastisch en bestaan voor het grootste gedeelte uit bindweefsel.
2. Het aderlijk bloed stroomt naar het hart toe.
3. Vanuit het perspectief van het lichaamsoppervlak liggen aders meer aan de oppervlakte. Ze zijn ook talrijker.
4. Aders zetten niet uit zoals slagaders dat doen. Ze ‘kloppen’ niet.
5. De druk in aders is laag en kan bij het hart zelfs negatief zijn door de aanzuigende werking van de hartboezems (atria).
6. Het bloed in de aders stroomt relatief langzaam.
7. Het veneuze bloed in de grote bloedsomloop (van de linkerkamer naar het rechteratrium) is zuurstofarm. De ader die loopt van de longen naar het linkeratrium (kleine bloedsomloop van de rechterkamer via de longen naar het linkeratrium) is echter zuurstofrijk.
8. De wanden van aders zijn relatief dun.
9. De vaatkleppen in de aders beneden het hart bevinden zich over de gehele lengte van de genoemde vaten. Ze zorgen ervoor dat het bloed optimaal kan terugstromen naar het hart.
10. Verwondingen aan aders zijn, vergeleken met slagaderlijke verwondingen, minder gevaarlijk.

Lees verder
Angina pectoris vaak voorbode van hartinfarct
Lage bloeddruk (hypotensie) - niet altijd onschuldig
Eerste bezoek aan de huisarts - anamnese en onderzoek
Bloedonderzoek - doel, methoden en werkwijze
Namen van de buikspieren


Bronvermelding

Fotoverantwoording
. Inleidingsfoto: bloedsomloop; Termininja, CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons
. Melvin95, CC BY-SA 3.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0>, via Wikimedia Commons
. Tomáš Kebert & umimeto.org, CC BY-SA 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0>, via Wikimedia Commons